dinsdag 10 december 2013

Samenvatting 1e helft 18e eeuw

Samenvatting van deze periode, zoals ik het op school moest leren, uit "De ontwikkelingsgang der historie IIB" (door Dr. E. Rijpma):

Na het overlijden van de kinderloze Willem III in 1702 kwam er een sterke reactie op zijn grote macht en namen de regenten weer geheel het heft in handen. Vooral nadat de jonge Friese stadhouder Jan Willem Friso in 1711 bij de Moerdijk was verdronken, stond hun bestuur voor geruime tijd stevig gevestigd. De zoon van Friso, de latere Willem IV, werd wel achtereenvolgens stadhouder van Friesland, Groningen, Drente en Gelderland, maar de andere gewesten benoemden geen opvolger voor Willem III.
In politiek opzicht was deze tweede stadhouderloze periode (1702-1747) een tijd van achteruitgang en verwording. De financiën waren na de kostbare oorlogen zodanig in de war, dat in 1715 de rente van de staatsschuld niet betaald kon worden. Een centraal bestuur was er in de Republiek met haar vetorechten en imperatieve mandaten feitelijk niet meer, en een stadhouder of krachtige raadspensionaris ontbrak. Ieder deel van de Unie beschouwde zich vrijwel als een zelfstandig gewest. Leger en vloot raakten in volslagen verval. Voorstellen tot bestuurshervorming, o.a. van de latere raadpensionaris Van Slingelandt, leidden tot niets.

De regenten begonnen steeds meer de afgesloten stand te vormen en waren in de eerste plaats op eigen voordeel bedacht. Door onderlinge overeenkomsten, de zogenaamde contracten van correspondentie, die zich reeds onder Willem III ontwikkeld hadden, wisten zij elkaar te steunen en hun familie en vrienden te bevoordelen, terwijl zij door verkoop van ambten en andere misbruiken grote rijkdommen verwierven. Het landsbelang werd daarbij schandelijk verwaarloosd. Zo was de regentenheerschappij ontaard in een enghartige, baatzuchtige oligarchie, die door het volk hartgrondig verfoeid werd, en in het bijzonder door de langzamerhand zelfbewuster wordende ontwikkelde middenklasse.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten