dinsdag 10 december 2013

2. Plaatsbeschrijving Montfoort 6

Aan De Plaats zelf, de vierkante ruimte waar ze nu liepen, lag het Weeshuis dat in 1698 door rijke burgers was opgericht en aan arme wezen van het protestantse geloof onderdak verleende. De Plaats was in feite het enige echte plein in de stad. De halfjaarlijkse paarden- en beestenmarkten vonden er dan ook plaats. Op dergelijke bijzondere marktdagen zorgden de paarden, de koeien en de bezoekers voor druk verkeer. Maar de Montfoortse kermis die ieder jaar op de eerste zondag van september begon, zorgde voor nog meer vertier. De Plaats en diverse andere straten stonden op kermisdagen vol met kramen.(26)

Zij staken het plein over en gingen de Keizerstraat in. De tweede straat die rechts op De Plaats uitkwam. De straat maakte een gezellige indruk, omdat zij niet breed was en de gevels in een aaneengesloten rij stonden. Een schoenmaker had zijn waren voor zijn vensters uitgestald.
Op de volgende kruising sloeg het tweetal rechtsaf. Ze liepen via het brugje een binnengracht over. Dit watertje heette De Haven. Het werd aan deze zijde begrensd door de achtergevels van de huizen aan de Keizerstraat en enkele pakhuizen. Aan de overzijde lag een smalle straat, de Havenstraat. Zij liepen de straat in zodat De Haven aan hun linkerhand lag.

Kleine schepen die over de IJssel kwamen, konden via een waterpoortje in de stadsmuur De Haven binnenvaren. Schepen konden trouwens ook in de IJssel zelf aanleggen. Alleen moesten de goederen dan via de doorgangen in de stadsmuur de stad binnen worden gedragen. De vracht van de schepen mocht alleen door van stadswege aangestelde zakkendragers worden gelost. Zware vrachten zoals hennepbossen en schijven touw werden niet met mankracht verplaatst, maar met een kraan die zich op de kade bij De Haven bevond, in en uit de schepen geladen. Aan de overkant van De Haven bevonden zich verschillende pakhuizen. Deze dienden als opslagplaats voor goederen. In afwachting van vervoer per schip.(27)

Diverse schippers die een geregelde veerdienst onderhielden, woonden in deze Havenstraat. Dichtbij de plaats waar de veerschuiten hun eindpunt hadden. Noteboom vertelde, dat niet alleen op Utrecht trekschuiten voeren, maar dat vanuit Montfoort ook veerschepen naar andere plaatsen vertrokken. Er voeren trekschuiten op Amsterdam, Rotterdam, Woerden, Oudewater en Gouda. De meeste schuiten gingen eens per week heen en weer. Behalve de schepen op Utrecht en Oudewater. De schippers en jagers op de Utrechtse schuit en hun collega’s op Oudewater lieten hun schip tweemaal per week door een over het jaagpad lopend paard trekken.(28)

Johannes wilde nog enkele dagen in Montfoort verblijven en informeerde of er een herberg in de stad was waar hij een goede maaltijd kon krijgen en kon overnachten. Hij wilde niet naar het huis van zijn broer Aernout gaan omdat die enige dagen uit de stad was. Noteboom zou diverse geschikte herbergen kunnen noemen, maar hij nodigde zijn vriend uit om in zijn huis, dat in de Hoogstraat stond, te komen logeren. De ander nam dit hartelijke aanbod graag aan.

Het tweetal was ondertussen aan het einde van de Havenstraat gekomen. Ze liepen linksaf en bevonden zich op de brug over de Haven en keken de Hoogstraat in. Willem Noteboom wees naar het forse pand dat aan hun rechterhand lag. In dat pand was een bierbrouwerij gevestigd, “de Drie Sterren” geheten. Zij verschafte de stedelingen het nodige bier. De brouwerij vormde volgens de Montfoortse grutter en schepen een begeerd bezit en een goede belegging. De bezitter van de brouwerij was volgens hem meestal een meer gegoede medeburger.(29)

De Waag, een belangrijke instelling in een stad wegens de waagplicht, stond op de brug. Boven de plaats waar de Haven in de Hollandse IJssel uitmondde. Vele produkten die in de stad verhandeld werden of naar elders werden vervoerd, moesten hier gewogen worden. Ook boeren die niet in de stad woonden moesten de kaas die ze verkochten door de waagmeester laten wegen en het verschuldigde waaggeld betalen. Het waaggeld was, evenals de diverse belastingen op consumptiemiddelen, een belangrijke inkomstenbron voor de stedelijke schatkist.(30)

Nu liepen de twee heren de brug over. Ze bevonden zich weer in de Hoogstraat. Het huis van Willem Noteboom was nabij. Op een steenworp afstand van de IJsselpoort en het stadhuis. Zijn huis was naar Montfoortse maatstaven opvallend van grootte. In de loop van de wandeling was echter wel duidelijk geworden dat de grutter en schepen een welgestelde Montfoorter was.(31)

Onze bezoeker van de stad en zijn gastheer waren inmiddels door de voordeur Noteboom’s huis binnengestapt. De rondwandeling was ten einde.

* * * * *

26 Zie Hoofdstuk VII. Dagelijks leven (“Vermaak”).
27 GAM 39: 04-10-1745 en 05-11-1745. Betreffende de kraan op de kade van de Haven.
28 “Geheym-Schryver”, 108.
29 De brouwerij “de Drie Sterren” kende diverse aanzienlijke bezitters tussen 1670 en 1750. Waaronder diverse burgemeesters als Johan Both, Jacob van Bambergen, Dirck Both en Hermannus van Hees.
30 GAM 39: 11-09-1749 en 04-06-1750. Het waaggeschil tussen Montfoort en Linschoten over de Waag in Linschoten. 
31 RAU Archief Staten, 545. Volgens de lijst van het hoofdgeld werd Willem Noteboom voor acht gulden (per familielid) aangeslagen. Deze aanslag duidt op een goede welstand. Maar gezien diverse bezittingen als een hof buiten de stad, een lijnbaan, alsmede de aanwezigheid van inwonende knecht en een meid, kunnen we aannemen dat Noteboom rond 1750 één van de rijkere Montfoorters was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten