dinsdag 10 december 2013

2. Plaatsbeschrijving Montfoort 4

Er deed zich in Montfoort echter geen grootscheepse overgang naar het protestantse geloof voor, dankzij de grote invloed van de katholieke burggraaf en de afwezigheid van streng calvinistische predikanten. De brede middengroep van de bevolking bleef doorgaan met het vieren van de roomse heiligendagen.(9) De katholieken kerkten in de achttiende eeuw in een pand in de Oude Boomgaard, schuin tegenover de St. Janskerk.

De beide wandelaars waren langs de kerk en het kerkhof gelopen en aan het einde van de Hofstraat gekomen. Ze liepen verder naar het voormalige kasteel van de burggraven van Montfoort, waarvan nog enkele overblijfselen resteerden. Een deel van de voorburcht, te weten een poortgebouw, een achtkantige toren en de slotgracht waren nog aanwezig.

De bezoekende wandelaar vond het nog steeds een imposant geheel. Zijn gastheer vertelde dat achter deze façade niets over was van de eigenlijke hoofdgebouwen. Volgens oude prenten was het burggrafelijk kasteel een forse en fraaie vesting. Maar het kasteel raakte in de loop van de zeventiende eeuw danig in verval. De Franse bezetters gaven het in 1672 de genadeklap. Toen ze uit de stad vertrokken, bliezen ze het hoofdgebouw op. Willem Noteboom vertelde dat het kasteel nog lang na de middeleeuwen een centrale functie had vervuld, omdat de burggraven in de stad de meeste lakens uitdeelden. Aan de invloed van de burggraven op het stedelijk leven kwam in 1648 definitief een einde toen het burggrafelijk geslacht De Merode zijn bevoegdheden aan de Staten van Utrecht verkocht. De inwoners van Montfoort kwamen vanaf die tijd meer onder invloed van de Staten.(10)

Willem en Johannes liepen nu weer terug. Ze draaiden zich om en gingen de Hofstraat nog een stukje in om voor het kerkhof en de kerk linksaf te slaan. De St. Janskerk vertoonde zich hier in haar volle lengte. De klokken werden geluid door de koster omdat er een inwoner overleden was. In de Oude Boomgaard zagen ze de begrafenisbidder lopen, herkenbaar aan zijn statige kleding. De straatnaam verwees naar de vroegere aanwezigheid van een boomgaard. Nu stonden er vele huizen en andere gebouwen, waaronder de katholieke schuilkerk. De straat maakte een bocht naar rechts en liep over in de Lieve Vrouwegracht.

Hier lag een ondiep binnengrachtje, in feite niet meer dan een sloot. Het onooglijke watertje moest regelmatig uitgebaggerd worden. De vele ‘heulen’ die in het water uitmondden, afvalgoten waarin de bewoners hun vuil en uitwerpselen loosden, waren daar ten dele verantwoordelijk voor. Ook werd er allerlei afval in het water gegooid. Halverwege de achttiende eeuw bevatte de bagger nogal veel beenafval van de knopendraaiers, welke in Montfoort in groten getale hun beroep uitoefenden.(11)

De wandelaars liepen de Zevenhuisstraat, ook wel De Zevenhuizen genoemd, voorbij. Dat was een straat die allesbehalve een frisse aanblik bood. Daarom lieten zij haar links liggen. In de kleine bouwvallige huisjes van De Zevenhuizen woonden de allerarmsten.

Noteboom wees naar de Heiliglevenstraat. Zij zag er door de mooie huizen die er stonden heel wat beter uit. Een bewoner trok zojuist de deur van zijn huis achter zich dicht en liep in de richting van de wandelaars. De man rookte een pijp. Hij nam de pijp uit zijn mond en groette de wandelaars. Willem Noteboom, een man die duidelijk waarde aan zijn stad hechtte, wees de pijprokende man op het feit dat roken op straat gevaarlijk kon zijn en tot een brand kon leiden.

De man liep onverschillig door, nog steeds met rokende pijp. Onze kennis verontschuldigde zich voor zijn dwarse medeburger en legde uit dat de man bekend stond om zijn tegendraads gedrag. Wel meende hij dat de stad door dergelijke onverschilligheid een groot risico liep. Eén vonkje uit een pijp kon de hele stad in vlammen zetten, omdat menig dak bedekt was met riet of stro. En juist hier in de buurt, aan de stadsrand, bevonden zich vele hooibergen.(12)



Montfoort was in 1629 door een brand geteisterd, nadat de bliksem in de toren van de St. Janskerk sloeg. Door de harde wind had de brand zich kunnen uitbreiden over de daken van de huizen in de Peperstraat en de Keizerstraat. De kerk zelf ging in vlammen op, evenals 72 huizen, 30 graan- en hooibergen, 6 schuren en vier  oliemolens.(13)

Met hulp van andere plaatsen en door een bijzondere gift van een rijke medeburger konden de kerk en de huizen enigszins worden hersteld. Na deze brand heerste onder de Montfoortse bevolking grote angst voor een herhaling. Sindsdien waren speciale vuurschouwers en brandmeesters aangesteld, die moesten proberen brand te voorkomen door bijvoorbeeld mensen die op straat rookten een boete te geven. Als er brand uitbrak, zouden zij tevens voor mobilisatie van de bevolking moeten zorgen. Iedere bewoner had immers één of meerdere leren brandemmers te onderhouden, die altijd gebruiksklaar moesten staan. Bovendien bezat de stad twee brandspuiten die in Amsterdam, direct bij uitvinder Jan van der Heijden waren gekocht. Een ramp zoals die van 1629 moest met behulp van al deze middelen voorkomen worden.(14)

Willem Noteboom vertelde vervolgens over enkele andere rampen die de inwoners van Montfoort in vroeger tijd hadden meegemaakt. De stad was in de beginfase van de Tachtigjarige oorlog, in 1577, geplunderd door Spaanse troepen en geuzen. Toen werden grote delen van de stadsmuur verwoest.(15)
En bijna honderd jaar later, in 1672/73, leed de IJsselstad opnieuw onder oorlogshandelingen. Zij werd zelfs enkele maanden door de legers van de Franse koning Lodewijk XIV bezet. Het dagelijks leven werd geheel ontwricht en de gevolgen daarvan waren nog lang na de bezetting merkbaar. Nog ieder jaar werd het einde van de bezetting herdacht op een jaarlijkse dank- en bededag.(16)

Johannes informeerde naar iets anders. Willem had hem beloofd om een bezoek te brengen aan de boomgaarden buiten de stad, waarvan er één zijn bezit was.(17) Om de boomgaard die in het Grote Bos lag te kunnen bereiken, moesten ze echter via de Willeskopperpoort de stad verlaten. De poort was snel bereikt. Even daarvoor lag de herberg “de Zwaan”. Op een bordje aan de gevel stond aangegeven dat de eigenaar paard en ‘chais’ (sjees) verhuurde.(18)












9 Dekker, 33-34. De viering van katholieke heiligendagen blijkt tevens uit de vele boeten voor katholieken die op deze dagen hun ‘vensters’ sloten. Het regende vooral boetes tijdens de ambtstermijn van schout Pooll. (RAU, Rechterlijk Archief Montfoort, 600, 604). 
10 Zie hoofdstuk V. “Bestuur en politiek”.
11 GAM 36: 09-05-1707.
12 RAU Rechterlijk Archief Montfoort, 600, 604: In de civiele rol blijkt dat roken op straat veel voorkwam, getuige de vele boetes voor rokers.
GAM 35, 36: Diverse publikaties met het verbod om te roken op straat (o.a. 12-09-1707).
GAM 32, 35: Diverse maatregelen tegen hen die daken van riet of stro hebben, in verband met brandgevaar (o.a. 07-06-1697).
13 Stalenhoef + GAM 206.
14 GAM 36: 12-09-1707. Hieruit blijkt de organisatie bedoeld ter voorkoming en bestrijding van brand.
GAM 247 + GAM 250 + GAM 251.
15 Dekker, 25-26.
16 GAM 37: 16-11-1721. In dat jaar viel de jaarlijkse dankdag voor de verlossing van de Fransen op 20 november.
17 GAM 39: 06-01-1749.
18 GAM 38: 07-07-1738.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten