dinsdag 10 december 2013

2. Plaatsbeschrijving Montfoort 5

Zij wandelden onder de poort door en gingen de brug over. Aan de rechterzijde, op de stadswal, bevond zich een scheepswerf. Aan de Willeskopse kant hadden de bleker en zijn vrouw witte lakens in het gras gelegd. Vanaf dit punt hadden ze een goed zicht op de korenmolen.(19) De molen kon veel wind vangen, want zij stond hoog, op een deel van de voormalige vestingwerken. Ze sloegen linksaf het pad naar het Grote Bos in.

Na een ongestoorde tocht door weilanden en langs fruitbomen bereikten zij hun doel, de boomgaard van Willem Noteboom.

De stad lag op enige afstand, aan de andere zijde van de gracht, maar was nog goed te zien. De boomgaard stond vol appel- en perenbomen. Nabij de boomgaard stond een theehuisje dat Noteboom voor dit soort gelegenheden had laten bouwen. Ze lesten de dorst met wat rijpe vruchten en Johannes sprak zijn bewondering uit over de boomgaard en het theehuisje. Noteboom noemde het zijn ‘stenen speelhuis’. Johannes vroeg zich verwonderd af of hij er dan zoveel kaartte, iets wat in zijn ogen geen pas gaf. Maar Willem wees hem op de andere betekenis van speelhuis als rustpunt en vertelde dat hij er met zijn gezin en kennissen samenkwam om onder het genot van thee en andere dranken wat te praten.(20)

De wandeling werd enige tijd later voortgezet. Willem Noteboom stelde voor, verder te lopen langs de vele boomgaarden en de stad door de Heeswijkerpoort weer binnen te gaan. Deze poort lag aan de oostelijke stadszijde, dus de wandelaars moesten nog enige tijd het smalle pad dat langs de gracht liep volgen.

Recht tegenover hen, op een eilandje, lag vroeger het kasteel van de burggraven. De achterkant van de voorburcht lag iets verder weg, maar dit was ook nu nog een goede plaats om te wonen. Met de stad aan de ene kant en aan de achterkant uitzicht op boomgaarden en weilanden. Bovendien kon de trotse bewoner verkondigen dat hij op het kasteel van Montfoort woonde. Noteboom vertelde dat velen die er na de Franse bezetting hadden gewoond van elders afkomstige heren waren die via de Staten van Utrecht tot burgemeester waren benoemd. De huidige bewoner, burgemeester Hendrick Anthony Gobius, hield er een fraaie tuin op na. Voor hem vormde het kasteel een passende woonplaats.(21)

Nadat het pad een scherpe bocht had gemaakt, net als de gracht, kwam de Heeswijkerpoort in zicht. Beide wandelaars liepen ook hier weer een brug over en inderdaad, de poortdeuren stonden open. Wel viel op dat de stadsmuur aan deze zijde van de stad vrijwel verdwenen was. Er restten nog slechts enkele torens. Maar dit deel van de stad was het bekijken waard. Rechts van hen werd hard gewerkt. Een vijftal mannen en jongens draaide aan een soort wiel, terwijl een andere man die blijkbaar de baas was, toezag hoe een aantal dunnere lijnen tot een dikker touw werd gedraaid.


Dit was een lijndraaierij. Hennep vormde de grondstof waarvan het touw werd gemaakt. Deze lijnbaan was niet de enige in de buurt. In de omgeving lagen nog enkele andere banen. Zij bevonden zich ten dele tussen andere bebouwing. Tussen woningen en hooibergen. De oostelijke zijde van de stad, de Heeswijkse kant, maakte daarom nogal een rommelige indruk. Beiden liepen rechtsaf de Achterstraat in. Een smalle straat waar de meeste huizen klein en laag waren. De Montfoortse kennis zei dat hier veelal mensen woonden die de kost moesten verdienen met hard werken in onder meer de touwfabricage en de knopendraaierij.


Johannes luisterde echter maar half, zich ergerend aan de rommel. In een willekeurige stadsstraat moest wel vaker over uitwerpselen en modder worden heengestapt. Maar de Achterstraat lag, alsof dat niet genoeg was, ook nog eens vol met vreemdsoortig afval. Noteboom vertelde dat de rommel afkomstig was van de touwslagerijen en dat de stad evenmin gesteld was op het hennepafval. Recentelijk was het in de straat verspreide afval in brand gevlogen nadat een roker zijn pijp te achteloos had uitgeklopt. Het vuur had tot ernstige schade voor de bewoners kunnen leiden als het zich tot de huizen van de Achterstraat had uitgebreid.

Gelukkig bleef dit hun, door het alerte ingrijpen van enkele stedelingen, bespaard. Na deze gebeurtenis had het stadsbestuur enige maatregelen genomen. De bazen van de lijnbanen hadden moeten garanderen dat zij de straat twee keer per week zouden laten schoonvegen. En dat het afval iedere zaterdag naar een stortplaats buiten de poorten vervoerd zou worden. Voor de zoveelste keer werden de baanderknechts verzocht om voorzichtig te zijn met vuur. Werken bij kaarslicht of roken tijdens het lijndraaien was beslist niet toegestaan.(22)

Willem Noteboom vertelde dat het aantal lijnbanen in de stad de laatste tijd flink toenam. Hijzelf had onlangs een wiel en palen in de Achterstraat geplaatst voor een nieuwe baan, hoewel de bewoners van de straat hadden tegengesputterd. Zijn argeloze gast vroeg waarom de bewoners dat hadden gedaan. Iedere lijnbaan gaf toch weer meer werk? Noteboom, bij wie het geval nog vers in het geheugen lag, ondersteunde die mening. Maar de bewoners van de Achterstraat meenden dat een nieuwe lijnbaan nadelig was voor de bestaande banen en voor de passage door de straat. En de nieuwe baan zou alleen volk van buiten, van het slechte soort, aan werk helpen. Men had toch al een tekort aan werkkrachten. Ondanks dit protest had Noteboom zijn zin gekregen. Hij mocht van het stadsbestuur een nieuwe lijnbaan oprichten.(23)

Het wandelende tweetal ondervond nu zelf hoe de situatie in de Achterstraat was. Een wagen, waar afgewerkt touw op werd geladen, blokkeerde de doortocht halverwege de straat. Ze moesten rechtsomkeert maken en liepen terug. In het wederom voorbijgaan van de lijnbanen werden ze onaangenaam verrast door de daden van enkele knechts. Deze jongens, want dat waren ze nog, maakten enkele gebaren die de twee heren hoogst onbeleefd vonden. Enigszins verongelijkt liepen de wandelaars rechts de Vrouwenhuisstraat in. Uit zijn ervaring als lid van het stadsbestuur wist Willem Noteboom dat aan dergelijke onbeleefdheid weinig te doen was.(24)

Hij praatte daarom maar door en vertelde dat de straat waar ze nu in liepen haar naam ontleende aan het Vrouwenhuis. Een liefdadige instelling bedoeld voor de huisvesting van oudere alleenstaande vrouwen. Niet veel verder uit de buurt, in de Mannenhuisstraat, een zijstraat links van De Plaats, bevond zich het Manhuis dat in gebruik was als behuizing voor oude mannen. De bijbehorende kapel werd als catechisatieplaats voor de protestantse jeugd gebruikt. Wekelijks werd daar gecatechiseerd over een hoofdstuk uit de bijbel.(25)

19 GAM 36: 20-02-1700. De scheepswerf werd in 1700 aangelegd blijkens de toestemming voor scheepmaker Cornelis  van Steyn.
20 RAU Rechterlijk Archief Montfoort 619: Stukken van 02-02-1748 en 08-11-1748 en 17-02-1749 betreffende de  aankoop door Willem Noteboom van een hof met een ‘steenen speelhuis’ in het “Groote Bos”.
21 “Geheym-Schryver”, 102.
22 GAM 39: 04-03-1748. Brand in de Achterstraat ten gevolge van het hennepafval.
23 GAM 267.
24 GAM 39: 02-11-1744. Maatregel tegen onbeleefde jongens van de lijnbaan.
25 “Geheym-Schryver”, 108.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten