vrijdag 3 januari 2014

1. Henric Ulte in Montfoort (1697-1719) (2)

Hendrik is in 1704 getuige bij de notaris
In het gewest Utrecht wordt bij plakkaat van 22 januari 1606 het notariaat nader geregeld.151 Deze ordonnantie is in de loop der jaren verder uitgebreid door resoluties van de Staten en het Hof van Utrecht. Tijdens de Republiek is er geen sprake van een benoeming tot notaris, maar van een vergunning om het notariaat uit te oefenen. Voor de uitoefening van het notarisambt waren nodig een akte van kreatie en een akte van admissie. Later kwam daar nog een akte van konsent van de plaatselijke overheid bij.
De Staten besloten op 20 februari 1685 om het aantal notarissen, op dat moment te Utrecht bestaande uit 64 personen, door uitsterven terug te brengen tot 30. In Montfoort bleef het aantal gehandhaafd op drie.

Sedert 1606 maakt de notaris de 'concepten ofte minuten', die de partijen ondertekenen. Hij houdt een protocol bij, waarin de voor hem gepasseerde akten worden opgenomen, ondertekend door hemzelf en de partijen. Eén van de notarissen in het begin van de 18e eeuw is te Montfoort Abraham van Zoelen. Van zijn hand is het volgende dokument:152
Bij ‘HA’ wordt vermeld ‘dit is het merk van Hendrik Hulte voort.’. Hendrik kreeg de eer dit gewichtige dokument te mogen mee ondertekenen. In goed gezelschap van Leendert Sonnenberg die in de jaren 1713 tot 1717 schepen in Montfoort is. En natuurlijk van Claudius de Pooll, de maarschalk van Montfoort, die we later nog veelvuldig zullen tegenkomen. 

* Een eenheid die af en toe nog in de Nederlanden werd gebruikt was het pond Vlaams, ook wel pond groten geheten. Een pond Vlaams bevatte 120 stuivers en kwam dus overeen met zes ponden Hollands, oftewel zes gulden.


Twee notariële zaken uit 1704 en 1705 (betreffende Montfoort):
19 januari 1704 Huwelijkse voorwaarden
Jacob Gerrits Hollaer, woonachtig te Achthoven, wordt geassisteerd door zijn vader Gerrit Janss Hollaer. Als gemachtigde treedt op Gerrit Jacobs Hollaer, zijn neef. Bruid is Willemyntie Lamberts van den Bergh, geassisteerd door haar vader Lambert Janss van den Bergh. De bruidegom brengt een 'huysinge, erve gront' aan in de 'Hoochstraat, hoek Havestraat' te Montfoort.

25 september 1705 Procuratie
Antonina Parmentier, weduwe van Reynier Foeyt in leven burgemeester van Utrecht, verkoopt de helft van de wind- en rosmolen 'De Dwangmolen' en huis te Montfoort. Aan Charles Parmentier, 'raad ordinaris van het hof van Utrecht', die de andere helft al bezit. Geconstitueerde is Dirck Both, 'out borgemeester van Montfoort en schout van Heeswyck'.

Waar woont Hendrik in Montfoort?
Op 22 november 1706 wordt beschreven wáár Hendrik te Montfoort woont of zijn beroep uitoefent.153 Voor maarschalk Claudius de Pooll en de schepenen Gijsbert de Gruyter en Albertus Foreest verschijnt Anthonetta Duk 'bejaarde dogter' en erfgenaam 'voor een derde part van de Heer Johan Duk in zijn leven Roomspriester alhier'. 'Seekere huyzingen ende erven' worden getransporteerd aan Jan Claasz van Snelderweerd en Thomas Ouwenrogge. En wel:


Nog steeds ‘vervuiling’ in Montfoort (1706-1707)
Laten we eens even kijken of in Montfoort de situatie voor wat betreft de vervuiling al verbeterd is. Neen ! Want op 13 december 1706 zijn er, ondanks de maatregelen van het stadsbestuur, weer klachten binnengekomen. Men publiceert dan het volgende:154 ‘dat soo wanneer binnen dese stede secreeten of privaten geruymt of geleegt moeten worden de vuyligheit van dien niet in ‘t water geworpen, maar in diepe kuylen, daar toe expres te graven, sal gesmeeten, en die als dan weder toegedemt moeten worden, dat die geene die geene erven agter haare huysinge zijn hebbende, de vuylnis in een schouwe of praam zullen moeten brengen en vervoeren buyten dese stede ende vrijheid van dien’.

Tevens vaardigen ze het bevel uit dat niemand ’omtrent de kerk, op ‘t kerkhof, ende op de straaten of steegen deser stede zijn gevoeg (=behoefte) sal mogen doen’. De boete die in het vooruitzicht wordt gesteld op het ledigen van de sekreten is zes gulden en voor het plassen langs de openbare weg drie gulden. Of hieruit geconcludeerd mag worden dat de poortiers van hun taak zijn ontheven is niet zeker. De ordonnantie ondersteunt die veronderstelling wel.

Vanaf 12 september 1707 zullen de inwoners geen ‘assche mogen gieten off storten op deser steede straten en steegen, ofte op de wallen en cingels’. Zij zullen dit moeten brengen of laten brengen ‘in de asch-bakken buyten iedere poort expresselijk daer toe gemaakt’.

Daarvoor, op 6 juni, had men ook al gewaarschuwd tegen het vervuilen van de stad. Het stadsbestuur laat ter voorkoming van alle onordentelijkheden welke door verscheidene burgers en inwoners en in het bijzonder door de ‘beendraayers’ worden geleegd, door het gooien van ‘beenpuyn’ of steen op de straten, ‘in de nieuwe plantage’ een speciale kuil graven.

Iedereen, wie het ook is, is het nu verboden zijn afval van het knopendraaien op de straten te gooien. Men moet dit nu brengen in de kuil. Doet men dit niet, dan riskeert men een boete van drie gulden.

Twee notariële zaken uit 1706 en 1707 (betreffende Montfoort):
16 augustus 1706 Procuratie
Rudolph en Justus van Cuylenborch, respectievelijk oud burgemeester van Montfoort en rentmeester van de ridderschappen van Utrecht, constitueren Paulus Schoonhoven, schout van Oostveen. Zij vragen om met medewerking van het gerecht van Amsterdam Jan Claesz van Garderen te arresteren. Deze was met wagens, paarden en koebeesten gevlucht.

2 februari 1707 Huur en verhuur
Verhuurder Frederick Hamel, raad in de vroedschap en oud schepen van Utrecht, verhuurt aan Jacob Gerritsen Hollaar te Montfoort, een 'hoffstede met huysinge c.a. met 42 1/2 mergen lants te Abstede (Minsweert) in het gerecht De Bilt'.


Trijntje heeft ruzie, maar ... andere Montfoortse vrouwen ook !
De echtgenote van Hendrik Ulte, Trijntje Meertens (of Martens), moet op 3 april 1708 voor de Kerkeraad te Montfoort verschijnen. Het verslag van deze raad vermeldt:155


Waarover de vrouwen woorden hadden en of de ruzie tussen Trijntje en Ariaentje, de vrouw van de metselaar Cornelis, ooit bijgelegd wordt, weten we helaas niet. Misschien had het wat te maken met het gedrag van Cornelis ? In dat jaar had hij namelijk zijn gezicht verloren omdat hij een vrouw had onteerd in zijn kalkhok. Hij tracteerde zichzelf op een hoeveelheid wijn en brak een wijnglas. Deze scherven brachten hem geen geluk, want schandaal en afgang achtervolgden hem.156

Ook andere Montfoortse vrouwen scholden elkaar uit.157 Op 3 juli 1708 daagt Elisabeth Jans van Wout, weduwe van Pieter Vosmeer, Jan Jans als man en voogd van Aaltje Jacobus voor de rechtdag. Op 17 juli ordonneert het gerecht de gedaagde een antwoord op de aanklacht te geven. Op 7 augustus komen ze nogmaals over deze zaak bijeen en op 18 september volgt dan eindelijk de uitspraak. Elisabeth en Aaltje Maasland mogen elkaar niet 'inurieren' (=uitschelden) of molesteren. Degene die het toch doet zal ten behoeve van het weeshuis van Montfoort twee ‘silveren ducatons verbeuren’. Het lijkt hier om een burenruzie te gaan. In 1709 (1 juli) krijgt Aaltje Jacobs Maasland op verzoek van haar ouders en man een blok aan het been gehangen. In de hoop dat men verbetering in haar gedrag en leven komt te bespeuren.


Drie notariële zaken uit 1708 en 1709 (betreffende Montfoort):
21 juli 1708 Huur en verhuur
Nicolaes Schade, 'advocaet hove van Holland', wonend te Montfoort, verhuurt aan Gerrichien Gerrits Dyckmeester en Jan Tonissen, beiden uit 'Schonauwen', zeven morgen weiland in 'Schoonauwen, Groot Vuylcoop'. In de akte wordt opgenomen dat er 100 gulden achterstallige pacht is.

23 november 1708 Huwelijkse voorwaarden
Bruidegom is Steven van Nellesteyn, 'raed ordinaris hove van Utrecht'. Bruid is Cornelia Johanna van Royen. Beiden worden geassisteerd. Steven door zijn moeder, Agnis van Zyll, weduwe van Gualterus van Nellesteyn 'in leven predicant te Utrecht'. Maar ook door zijn broers Rudolph, predikant te Montfoort, Johan, 'raed in de vroedschappe en oud borgemeester van Utrecht' en Henrick, 'canoninck ten Dom en raed van de staten'. De bruid wordt geassisteerd door haar moeder Johanna de St Gillis, weduwe van Cornelis van Royen 'in leven raed ordinaris hove van Utrecht' en haar broers Johan 'raed in de vroedschap ende oud schepen van Utrecht' en Nicolaes 'canoninck van capittele St Pieter te Utrecht'. Tevens door haar oom Gaspar van Royen, 'raed in de vroedschap en oud borgemeester van Utrecht'.

4 november 1709 Superscriptie
Er wordt een superscriptie gemaakt op het besloten testament van Rudolph van Cuylenborgh, oud burgemeester van Montfoort en 'gecommiteerde ter admiraliteyt in Friesland'. Rudolph is gehuwd met Anna van Ewyk.

In 1710 koopt Hendrik een huisje op ‘t hoekje van de Keijserstraat. Deze koop op een 'publieke verkopinge' beschrijven we in een later hoofdstuk. In hetzelfde jaar worden twee kinderen van Hendrik en Trijntje door de kerk in Montfoort aangenomen. Ook hierover later meer.



Belastingen in de periode 1709-1716 en een lijst van medeburgers 
Volgens de 'Quotisatie ende Ommeslag soo van de Ed. Mo: Heeren Staaten als Stads Middelen Excijns en Impost op de wijnen Bier, Gemaal, en Cleijn Segel op allerleije Specien respectiev. over de stad Montfoort en vrijheijd van dien ...', komt  Hendrik in de jaren 1709 tot en met 1716 voor.158 Telkens voor 10 gulden per jaar. Bij hem wordt helaas niet genoemd welk ambacht hij uitoefent. Wie er nog meer in Montfoort belasting moest betalen en in welke wijk men zijn beroep uitoefende, kunnen we nakijken in onderstaande lijst:

Twee notariële zaken uit 1710 (betreffende Montfoort):
28 januari Openbare verkoping
Jacob van Mansveld, 'maarschalk stad en lande van Montfoort', is verkoper van 'houtgewas op hofstede Splinterenburg'.

8 maart Schuldbekentenis
Schuldeiser is Jan Portier in Montfoort. Voor een bedrag van 272 gulden en 18 stuivers wegens levering van stoffen. Schuldenaar is Adriaen van den Bosch, winkelier te Utrecht.

Veel werk voor de magistraat in 1711
Op 5 januari 1711 besluit de raad, omdat ‘bevonden zijnde dat het schuytenhuysje staande agter de huysinge van Jan Geeresteijn de drift en stroom van ‘t water in de haven incommodeert, en dat de vuylnis daar tegens aandrijvende veeltijds daar voor blijft sitten, ‘t welck niet alleen ondiepte maar ook des somers groote stank komt te veroorsaaken’, Jan opdracht te geven binnen acht dagen dit botenhuis te slopen, waarna het water in de haven weer tot behoorlijke doorstroming kan komen.159


Al deze maatregelen zullen de volksgezondheid ten goede zijn gekomen. Mogelijk is dit de invloed van Carolus de Maats, de eerste stadsdokter van Montfoort, welke op 14 oktober 1700(160) zijn benoeming van het stadsbestuur krijgt. Op 3 juni van dat jaar is men tot de conclusie gekomen dat het gewenst is dat 'dese stad van een goet doctor wierde voorsie'.161

Dat het in deze jaren ook nog eens niet rustig in Montfoort toegaat, blijkt opnieuw uit een schrijven van de magistraat. Op 28 augustus 1711 schrijven de bestuurders van Montfoort aan hun collegae in Wijk bij Duurstede een brief. Daarin staat dat enkele dagen terug tegen de avond drie kinderen in de stad zijn aangetroffen. Daar 'deselve kinderen bij niemant waere bekent ende daaromme ook nergens huysvestinge konde crijgen soo sijn deselve soo lang onder den blooten hemel op de straat blijven sitten'. De kinderen hebben wel verteld dat ze door een hen onbekende vrouw tot aan de stad begeleid zijn. Het stadsbestuur laat onmiddellijk naar de vrouw zoeken, echter zonder succes. Inmiddels is men wel te weten gekomen dat het hier drie kinderen van Evert Jans van der Eegt betreft, welke in Wijk bij Duurstede opgesloten zit.162

Twee van de kinderen zijn in Montfoort geboren. De derde in Wijk bij Duurstede. Montfoort verzoekt het stadsbestuur van Wijk dan ook voor het onderhoud van het derde kind te zorgen. Het betreffende kind hebben zij met de bezorger van de brief meegestuurd. De twee in Montfoort geboren kinderen zal het stadsbestuur van Montfoort in onderhoud nemen. Totdat zij de moeder (volgens berichten moet deze nog leven, maar haar verblijfplaats is onbekend) opgespoord hebben.

Triester kan het haast niet en het loopt ook slecht af. Dat zien we in 1717 als één van de kinderen ‘ontspoort’.


Drie notariële zaken uit 1711 (betreffende Montfoort):
30 maart Attestatie
Requirant is Margrita Fehrsen, baronnesse de Peterssen, en attestanten zijn Jacob Valkenburg, oud burgemeester van Montfoort en Pieter de Wys, advocaat. De attestatie gaat over het 's ochtends nog in leven zijn van Jacob baron de Peterssen.

8 juli Testament
Cornelis Gerritss Schinckel echtgenoot van Elisabeth Jans van Arckemey te Montfoort, laten hun testament opmaken.

9 juli Procuratie
Cornelis Vermeer, 'medicine doctor' en Hillegonda van Zypesteyn, weduwe van Jacob van Mansveld 'in leven domheer ten Dom en maarschalk van Montfoort', geven Johan van Vlooten, schipper van Utrecht op Amsterdam, opdracht om bij de VOC te Amsterdam dividend te gaan ontvangen.

Hoeveel personen houdt Hendrik in 1712 aan het werk ?
In de notulen van de vroedschap wordt tijdens een 'Ordinaris Policiedag', gehouden op 5 december 1712, het volgende vermeld:163


Waarom dit onderzoek ?
We kijken eerst eens naar de ‘raden’ Booij en Van Pol. Dit moeten zijn geweest: Cornelis Dircks Boij (schepen 1676-1715) en Roelof van der Poll (schepen 1690-1715). Het onderzoek heeft waarschijnlijk iets te maken met de ‘heffingen’ van de stad.


Drie notariële zaken uit 1712 (betreffende Montfoort):
3 mei Huwelijkse voorwaarden
Nicolaes van Blocklant, geassisteerd door zijn vader Cornelis van Blocklant, beiden uit Montfoort, laten opnemen dat de aanstaande echtelieden bij de vader van de bruidegom zullen intrekken. De bruid wordt Aletta de Reder, geassisteerd door haar vader Floris.

2 juni Huwelijkse voorwaarden
Benjamin van de Riviere, raad in de vroedschap en oud schepen van Montfoort, gaat trouwen met Anna Speyer. Zij wordt geassisteerd door Johannes Speyer, haar vader, tevens raad in de vroedschap en regeerend schepen van Montfoort. Deze wordt ook als voogd benoemd, naast de langstlevende.

17 december Procuratie
Diderick van Westreenen, 'domheer ten capittule St Piter t' Utrecht', gehuwd met Anna Mechteldt Masuer, geeft volmacht aan Jacob van Rietveldt, brouwer te Montfoort en een onbekende persoon, om in Amsterdam zijn aandeel in huis en pakhuis openbaar te verkopen.


Belastingen in Montfoort (1711-1718) 
We zullen eens ingaan op het ‘familiegeld’ in Montfoort.
Gedeputeerde Staten van Utrecht geven met een missive Montfoort opdracht om het familiegeld te innen. Dit geschiedt door middel van een 'eerste ende tweede settinge' (=vaststelling van het bedrag). Hendrik, die vanaf 1710 huiseigenaar is, wordt voor het eerst aangeslagen op 5 juli 1712 en wel over het jaar 1711. Hij blijkt te wonen in wijk 4 en de secretaris van de stad (D. Swartendijk) vermeldt als eerste en tweede zetting een bedrag van 3 gulden voor hem.164

Gedurende de jaren 1711 tot en met 1718 blijven de bedragen voor het familiegeld voor Hendrik ongewijzigd. Ieder jaar dus twee maal (?) drie gulden.

Dit familiegeld heeft te maken met het feit dat Hendrik huiseigenaar is. Familiegeld in de periode 1700-1709 wordt ook geheven van Willem van der Pol. Zoals we later zullen bespreken, de vorige eigenaar van het huis dat Hendrik in de 'Vrijheijd buijten den IJsselpoort' koopt. Het familiegeld dat Willem ('1e settinge') dient te betalen bedraagt:
periode 17 mei 1700 - 5 april 1701 -   3x    f 3-10-0
periode 28 okt. 1701 - ? - 10x    f 4-  0-0
Een '1e en 2e settinge' betaalde Willem nog in de jaren 1707-1709, in totaal 6x drie gulden.

De rekening waarin Hendrik Ulte voor het eerst in voorkomt, wordt opgemaakt op 5 juli 1712. Het betreft het familiegeld over het jaar 1711 ('over den Jaare ingegaan den 12e Aug 1711 ende te expireeren den 11e Aug 1712'). De eerste en tweede settinge bedragen beide drie gulden (f. 3-0-0). Het register wordt over de jaren 1712 tot en met 1718 opgemaakt op 30 oktober 1713 (voor 1712), 7 december 1716 (1713), 6 december 1717 (1714 en 1715), 23 januari 1720 (1716 en 1717) en op 20 januari 1720 (!) over het jaar (1718). De periode 1719 tot en met 1732 wordt niet meer vermeld.

Een tweede belasting die voor Hendrik geldt, zijn de jaarlijkse bedragen voor de stad. Omschreven wordt deze belasting als 'stadsmiddelen excijns en impost op de wijnen, bier, gemaal en klijnseegel op allerleij specien'. De jaarlijkse lijst, eveneens door de secretaris van de stad opgesteld, begint voor Hendrik Ulten met de datum 12 augustus 1711.165
Hij wordt ook hier genoemd in wijk 4 en wordt voor de periode van een jaar aangeslagen met een bedrag van 10 gulden. Op 4 juli 1712 wordt deze lijst opgesteld. Een dag eerder als de lijst van het familiegeld. Ook hier geldt voor Hendrik dat het bedrag van 10 gulden ongewijzigd blijft. En wel voor een lange periode, namelijk 1711 tot en met 1718.  Dit register wordt over het jaar 1712 opgemaakt op 1 november 1712. Voor 1713 op 1 mei 1714. Vervolgens op 5 maart 1715 (voor 1714), 5 november 1715 (1715), 10 november 1716 (1716) en op 16 december 1718 (tweemaal !) voor de jaren 1717 en 1718.

Ook hier kijken we even terug naar Willem van de Poll, de vorige eigenaar van het huis van Hendrik.
Op 1 augustus 1700 moet Willem van de Pol, wonend in de 'Vrijheijd buijten den IJsselpoort', 14 gulden betalen voor 'eijge consumtie en als asijnvercoper'. De twee volgende jaren (op 12 augustus 1701 en 1702) zelfs 15 gulden. Nog meer wordt het op 12 augustus 1703. Willem moet dan voor 'sijn eijge consumtie, en als asijn en brandewijnverkoper' liefst 23 gulden betalen. Waarschijnlijk is de belasting zo hoog omdat Willem sterke drank verkoopt. In de volgende jaren, op 12 augustus, 1704 tot en met 1709 zakt zijn belasting tot 8 gulden (f 8-0-0-). Willem staat dan ook slechts vermeld als 'asijnverkooper'.

Bij de quotisatie over het jaar 1718 wordt van Hendrik Ulte dus 10 gulden verlangd. Hij woont dan in de 4e wijk in Montfoort. In dat jaar staan direkt onder zijn naam vermeldt: Willem Smallenburg (3 gulden) en Hendrick de Cock (4 gulden). Of deze heren naast elkaar woonden is niet zeker. Wel dat er een familierelatie is. Maar daarover later meer.

Ook bij de quotisatie worden de jaren 1719 tot en met 1732 niet genoemd.

Bij zijn komst in Montfoort (1697), zagen we dat één van de voorwaarden (=gunsten) van de vroedschap was, dat Henric 'vrijheijt van impositie' wordt gegeven. Toch zien we hiervoor dat hij twee soorten belastingen moet betalen. De vroedschap zal dit corrigeren zoals we zien in de besluiten van de raad.

Naar aanleiding van een 'ordinaris policiedag', gehouden op 1 mei 1713, wordt het volgende genotuleerd:166

Het gaat dus over de twee hiervoor beschreven belastingen. De 'quote' (quota= een evenredig aandeel dat ieder heeft bij te dragen in algemene onkosten of lasten) is in dit geval het aandeel dat de ingelanden van een polder of een waterschap hebben bij te dragen voor het onderhoud.

Hendrik koopt in 1713 enige goederen
Op 22 augustus 1713 wordt er een publieke veiling gehouden waarbij de nagelaten goederen van Steven Claasz van Stekelenburg worden verkocht.167 Op de 'erfhuijs-cedulle' (=lijst waarop de inboedel van de overledene ten verzoeke van de erfgenamen staat vermeld), komen vele goederen voor. De totale opbrengst van deze veiling is dan ook het niet onaanzienlijke bedrag van 1.519 gulden en 7 stuivers.

Tijdens deze veiling worden ook een aantal goederen door Henric (vermeldt als H: Ult.) gekocht:

Wat Hendrik met de kruiwagens moet is niet duidelijk. Misschien heeft hij ze nodig voor zijn werk of om vuil te vervoeren.

Twee notariële zaken uit 1713 (betreffende Montfoort):
25 januari Schuldbekentenis
Schuldig, vanwege een lening van 1.000 gulden, is Jan Claesz van Snelderweerd uit Montfoort aan Dirck van der Weyde uit Heeswyck.

4 februari Schuldbekentenis
Jan Claasz van Snelderweert uit Montfoort is nu 3.200 gulden schuldig aan Everard van Noortwyck, 'rentmeester domainen', voor de aankoop van 'landeryen onder Montfoort'. 

Opnieuw de belastingen (1714)
Op 1 mei 1713 hield de vroedschap zich bezig met de te betalen belastingen van Hendrik. Een vervolg zien we op 5 november 1714.168 In de notulen van een 'ordinaris policiedag' wordt vastgesteld dat:

Een vaststelling door de vroedschap van het maximaal door hem bij te dragen bedrag. De genoemde tien gulden wordt inderdaad gehanteerd voor de periode tot en met 11 augustus 1719.

De oudste dochter van Henric en Trijntje, Marietie, treedt op 5 januari 1716 in het huwelijk met Hendrick Kock.

In dat jaar heeft de Montfoortse magistraat grote problemen op te lossen.169


Drie notariële zaken uit 1714 en 1715 (betreffende Montfoort):
25 januari 1714 Huur en verhuur
Cornelis Bastiaansz Oudenrogge, oud burgemeester van Montfoort, huurt '6 mergen soo wey als hoyland op Cort Heeswyck' van Johanna de St Gilles, weduwe van Cornelis van Royen in leven raad in 't hof van Utrecht en Clementia Henrina van Rhemen, weduwe van Bernardo Henrico Staats. Opgenomen wordt het recht van opvolging voor de zoon van Cornelis.

9 juli 1714 Koop en verkoop
Catharina Elisabet de Huybert, weduwe van Claudius de Pool in leven maarschalk van Montfoort, verkoopt aan Frans Helfrigh van Holsten, 'collonel', een huis met 14 morgen, 4 hond land aan de Damwegh in Lopick.

2 november 1715 Huur en verhuur
Jacob Woertman, 'notaris en procureur ' hoofs van Utrecht', verhuurt aan Schrevel Byland te Montfoort 12 morgen bouw-, wei- en hooiland te Willescop.

Nog steeds ‘moeilijke vrouwen’ in Montfoort (1716) 
Op 8 juni schrijven ze aan het Hof van Utrecht dat 'de ongebondentheyd, en Hoererije mitsgaders andere quade practijcque van een deel seer geringe menschen (...) sedert eenige jaaren herwaards in deese stad soo grootelijks is toegenomen dat de sonden desweegen als tot God om wraake roepen, en alle eerlijke inwoonderen haar moeten beklagen dat sij lieden sulks dagelijks op haare straaten moeten sien ende hooren'.

Als voorbeeld geven ze Helena Cornelis van der Coorn, 19 jaar oud, voor wie de regenten van het weeshuis na het overlijden van haar ouders hebben gezorgd dat ze kleding krijgt en verzorging bij eerlijke burgers. Deze Helena acht echter niet het goede haar bewezen. Noch de ernstige vermaningen van de regenten, noch die van de bedienaars van Gods woord. Zij onttrekt zich aan het toezicht van de regenten en heeft zich 'begeeven bij quaad en ligtvaardig geselschap'. Bovendien schamen zij en haar gezelschap zich niet tot anderen tot 'haar vuyle begeerte aan te soeken en door ‘t gebruyken van sterken drank, als anders te verleyden'.

Ook de eigendommen van haar slachtoffers zijn niet veilig voor haar. Zo heeft Helena tesamen met Willem en Aaltje de Heer in huis binnen de stad 'haare vuyle conversatien gepleeft' met een 'vremt man die langs de straeten hairing off bukken te coop veylde'. Intussen hebben ze de man van zijn contante geld, ongeveer acht gulden, beroofd en verdeeld onder hun drieën. Maar ook is er een dienstknecht van een inwoner uit Willeskop het slachtoffer geworden van Aaltje de Heer of Helena van der Coorn.
De man, welke zeer hoog beschonken was, wordt twee gouden knoopjes uit zijn hemd, twee zilveren knopen uit zijn broek en een weinig geld uit zijn zak ontstolen. De gouden en zilveren knopen zijn ’s morgens weer te voorschijn gekomen.

Omdat de 'ontugt of hoererije en andere godloosheeden' zo de overhand in Montfoort nemen, heeft Mr. Hendrik Huijssen als schout op het verzoek van de magistraat Helena in hechtenis genomen en overgegeven aan het Hof van Utrecht. De schrik zat er in bij de achterblijvers, want verscheidene personen verlaten Montfoort. De stadsregering verzoekt het Hof dan dat ze gaarne zouden zien dat Helena 'om haar seer godloos en seer ongelijk leeven al was ‘t maar een jaar twee a drie in ‘t Publycq werkhuys' wordt geplaatst om daar met haar handen de kost te verdienen.


Een notariële zaak uit 1716 (betreffende Montfoort):
20 maart Uitkoop
Gysbert Blokhuys, weduwnaar van Elisabeth Ouderogge, te Montfoort, is uitkoper uit de boedel van zijn vrouw. Een huis in Montfoort gaat naar de onmondige kinderen als erfgenamen. Dat zijn: Sophia, Johanna, Dirkie, Josina, Jenetta, Cornelis, Maria en Justus Blockhuys. Voogd is Cornelis Ouderogge, grootvader en burgemeester van Montfoort.

Bijdrage voor een nieuwe brandspuit (1717) 
Volgens een 'Reekeninge, Bewijs, en Reliqua' van de ontvangsten en uitgaven, door Albertus Foreest opgesteld, wordt er in 1717 in Montfoort overgegaan tot het 'coopen van een nieuwe Slang Brandspuijt'.170
Bij de ontvangsten wordt o.a. genoteerd:

De totale ontvangst bedraagt 373 gulden en 16 stuivers. De uitgave 391 guldens en 14 stuivers. Het tekort wordt door de heer 'Burgemeester Ouwerogge volgens resolutie van de magistraat uijt stadsmiddelen voldaan'.
Dat Hendrik niet de snelste was met het betalen van zijn bijdrage, blijkt uit een 'Lijste van de personen die vrijwillige belooft hebben tot de brandspuijt te sullen contribueren en nogh niet voldaan hebben'.
Op deze ongedateerde lijst komen 11 namen voor, waaronder Ulte voor 3-3-0.171






151 RAU Inleiding klapper ‘Notarieel archief’.
152 RAU Notarieel Archief Montfoort, MT003a002, (nu: Archief Woerden: inv.nr. 1450 aktenr. 86).
153 Archief Katholieke Kerk ? (Aantekening van A. Beerthuizen).
154 GAM 36: pag. 166-175.
155 Archief Katholieke Kerk ? (Aantekening van A. Beerthuizen).
156 RAU Rechterlijk Archief 604, 1708.
157 GAM 36.
158 GAM 730 t/m 732..
159 GAM 36: pag. 373.
160 GAM 80-103. 
161 Hellema.
162 GAM 36: pag. 440.
163 Ibidem, pag. ?
164 GAM 797.
165 GAM 798.
166 GAM 36: pag. 448.
167 RAU Rechterlijk Archief Montfoort, 85 (oud 626-15). Boedel van Steven Claasz van Stekelenburg, 1713.
168 GAM 36: pag. 482.
169 Ibidem, pag 533-537.
170 GAM 251.
171 GAM 250.

donderdag 2 januari 2014

IV. ULTEES IN MONTFOORT


1. Henric Ulte in Montfoort (1697-1719)

In een vorig hoofdstuk zagen we al dat in februari 1697 Hendrik Aarnouts, een drappier uit Abcoude, met zijn vrouw en vijf jonge kinderen werd toegestaan om zich in Montfoort te vestigen.

Eerst halen we nog eens wat herinneringen op over Hendrik.146

Periode 1655-1697
Henric Jacobsz wordt op 16 december 1655 gedoopt in de Geertekerck te Utrecht. Als zoon van Arnoud Jacobsz en Rachel Paghe. Het duurt ruim 28 jaar voordat we weer iets lezen over Henric. Over de periode 1656 tot 1683 is weinig bekend, maar we weten dat zijn vader ook in 1668 nog in Utrecht verbleef. Henric was toen bijna 13 jaar. In de roerige tijd tussen 1670 en 1680 is alleen bekend dat een deel van de familie richting Amsterdam vertrok. Henrik Aernoutsz Hulte, zoals de naam dan inmiddels is, treedt dan ook in Amsterdam (22 april 1684) in het huwelijk met Trijntje Martens.
Hij beoefent op dat moment het beroep van lakenmaker uit en woont in ‘t Noortzebosch. Zijn oudere broer Jacob trad bij dit huwelijk op als getuige. Hij had het beroep van lakenwever. Beide broers traden in de voetsporen van hun vader die ook in de textiel zijn brood verdiende.

Het ‘Noortse Bosch’ was een buurt die in de jaren zeventig van de 17e eeuw rond de Vijzelsgracht lag. De naam verwees naar de hier, voor de fundering van de zogenaamde wevershuisjes gebruikte heipalen van Scandinavisch grenen. De net binnen de stad gelegen huisjes werden gebouwd ten behoeve van wevers, wolkammers en spinsters. De stad Amsterdam wilde de textielnijverheid stimuleren en stelde daarom  deze grond ter beschikking.

Tijdens de Amsterdamse periode worden er drie kinderen uit het huwelijk gedoopt en wel op:
8 februari 1685         - Aernout
12 december 1686 - Marritie
27 juli 1689 - Marietie
We kunnen aannemen dat het tweede kind (Marritie) snel is overleden. Want in deze tijd krijgt een pas geboren kind namelijk dikwijls dezelfde doopnaam als het daarvoor geboren kind inmiddels is overleden.

Dan vertrekt Henrik Aarnouts met zijn gezin naar Abcoude. Op 20 oktober 1690 wordt hij als lidmaat van de Gereformeerde Kerk te Abcoude ingeschreven. Hij is op dat moment lakenmaker. In de periode die hij en zijn vrouw Trijntje in Abcoude doorbrengen (1690-1697) worden er opnieuw drie kinderen gedoopt, namelijk op: 29 maart 1691 - Catharina
        23 september 1694 - Johannes
        30 augustus 1696 - Beatrix

Dan vertrekt het gezin naar Montfoort. De aankomst van Hendrik in Montfoort is al beschreven, dus eerst een impressie over de stad Montfoort in die jaren.


Twee notariële zaken uit 1697 (betreffende Montfoort):
23 april Huur en verhuur
Cornelis van Bloklandt, 70 jaar, weduwnaar van Aeltje Ockers van Vuyren, verhuurt aan zijn zoon Ocker Cornelisz Bloklandt, een hofje 'oostend Hoogstraet, aen de Stadtswalle'. Na het overlijden van de verhuurder, zal de huurder bij de boedelscheiding dit hofje aannemen tegen betaling van 150 gulden.

28 december Testament
Johan van den Broeck, burgemeester van Montfoort, benoemd als erfgename zijn zuster Elisabeth van den Broeck, weduwe van de heer Chatvelt, in leven advocaat, te 's Hertogenbosch. Jacob Valckenborgh, neef, wordt benoemd als executeur en voogd.


Montfoort in 1698-1700
Na een indrukwekkende historie blijkt de Gouden Eeuw ook in Montfoort in het jaar 1698 beëindigd te zijn. De stad raakt in verval. Dat moge blijken uit de volgende ‘story’.147

In het voorjaar van 1698 richt Anna, weduwe van Adam van Storck, een brief aan de ‘Achtbaere Heeren Regeerders der Stede Montfoort'. In deze brief herinnert ze het stadsbestuur er nog eens aan dat ene Dirck Bastiaensen al weer enige tijd geleden door de stad was geordonneert een put te graven om de gier of koemest op zijn erf of grond te houden. Zodat de buren door deze ‘vuylicheyt of stanck niet mochte worden geincommodeert (= gehinderd)’. Maar Dirck gaat, aldus Anna, ‘in verachtinge van Uwe achtbare orders’ gewoon door met de vuiligheid in de goot te laten lopen. Nog erger zelfs, omdat de straat voor het huis van Dirck aan de Peperstraat lager ligt dan dat van zijn buren aan beide zijden en de drek in dit dieper gelegen gedeelte dus blijft staan drogen en stinken, vegen Dirck of zijn bedienden om dit te voorkomen regelmatig de drek met geweld op het erf van Anna van der Storck.

Een onhoudbare situatie vindt Anna, waarbij zij ook nog aanvoert dat 'behalve dat het selve is streckende tot dicieraedt van U achtbare Stede soo sou lichtelijck bijsonder in de somer tijdt siecktens door de voors. stanck worden veroorsaeckt'. Ze verzoekt dan ook de raad Dirck Bastiaensen op verbeurt verklaring van vijftig gulden te ordonneren. Verder dat hij de gier of koemest op zijn eigen grond houdt, dat hij zijn straat verhoogt zodat ook het water gemakkelijk in de goot passeren kan en dat hij of zijn bedienden de drek niet langer op het erf van Anna vegen. Op 6 juni krijgen de beide burgemeesters en de oud-burgemeester Speijert van de raad opdracht ter plaatse de toestand te inspecteren. Zonder direkt resultaat zoals ruim een jaar later blijkt.

Op 6 november 1699 blijkt dat Dirck Bastiaanz. van Linschoten, ondanks herhaalde malen daartoe geordonneert, nog steeds in gebreke blijft om achter zijn huis een put te maken tot voorkoming van 'incommoditeyten' welke zijn buren daardoor zouden ondervinden. Hij krijgt dan van het stadsbestuur nog veertien dagen de tijd. Is het dan nog niet gebeurt, dan zal de maarschalk opdracht worden gegeven een en ander in orde te laten brengen. De kosten zullen dan betaald worden uit het gewin van de derde penning.

De slechte staat waarin de straat van Dirck Bastiaensen verkeert is niet iets unieks in deze tijd. Ieder jaar omstreeks Sint Maarten (11 november) worden de straten en de zandpaden van de stad geschouwd door een delegatie van het stadsbestuur. Elk jaar weer moeten inwoners gewaarschuwd worden de straat in behoorlijke staat te brengen of goten te graven. Op 9 oktober 1699 besluit het stadsbestuur zelfs de bevolking te verplichten 'de goten welcke haren drop op ... straten' in te trekken en 'in plaatse van dien gehouden sijn te maken hangende goten die haare ontlastinge vant water sullen hebben in of ter sijden hare stoepen'.

Zo tracht het stadsbestuur de stad schoon te houden. Een moeilijke opgave in een stad zonder riolen en zonder vuilnismannen. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat er op 14 februari 1700 klachten binnen komen over het feit 'dat de schoolkinderen in ‘t wild loopen, ter oorsaecke van een doodelycke sieckte'. Gezocht wordt naar middelen om de mensen tevreden te stellen en de kinderen 'in bezigheid en goede tucht te houden'.


Drie notariële zaken uit 1698 (betreffende Montfoort):
20 januari Voogdbenoeming
Floris van Ewijck, 'medec. doctoir' te Utrecht, gehuwd met Gerarda van Suylen, benoemd Rudolph van Cuylenborch, 'oudt borgermeester van Montfoort', als voogd over hun onmondige kinderen. Uitgesloten worden zwager Willem van Suylen en andere familieleden van zijn vrouw.

20 april Procuratie
Jan en Borchard de Vry, onmondige kinderen, geholpen door hun voogd Johan Masuer, 'comis van de staten van Utrecht', dragen Johan Both, eveneens voogd, secretaris van Montfoort, notaris en procureur binnen Woerden op om de tegoeden van hun overleden broer Pieter te innen. Deze laatste was overleden op Ambon en was in dienst van de VOC te Amsterdam.

16 juni Verklaring
Hendrick Willebrinck, koopman in specerijen te Antwerpen en Elizabeth Schade, dochter van Johan Schade en Elizabeth de Leeuw, eveneens uit Antwerpen, verklaren dat zij geen aanspraak zullen maken op de boedel van Jacob Duck. Zij waren erfgenamen van de boedel van hun oom Johannes Duck, in leven Rooms priester te Montfoort.


In deze stad kwam Henric met zijn gezin terecht en wordt op 27 november 1698 als Hendrick Hulten, samen met Trijntje Meertens, als lidmaat in de 'Christelijk Gereformeerde Nederduijtsche Kerke' in Montfoort geregistreerd.

Even daarvoor (18 oktober) was het zevende kind gedoopt. Een meisje: Rachel.
Ook neemt de stad Hendrik als burger aan hetgeen blijkt uit het "burgerboekje". Op 25 januari 1699 wordt Hendrik Ulté aangenomen als 'borger'.






Drie notariële zaken uit 1699 (betreffende Montfoort):
22 mei Schuldbekentenis
Niclaes Hoffkens uit Utrecht leent 550 gulden aan Daem Janss te Reyerschop. Borg staan zijn broers Gerrit Janss, grutter te Montfoort, Aryen Janss te 's Gravesloot en Cornelis Gertss Galesloot uit Jutphaas.

13 oktober Procuratie
Cornelis Monde, koopman op de Neude te Utrecht, machtigt Hendrick van Oort, 'procureur gerechte van Montfoort', om proces te voeren tegen Jan Buker Backer te Montfoort.

6 november Attestatie
Steven van Stekelenburgh uit Montfoort dient een vordering in over de verkoop van een koe aan N.N. de weduwe van Simon van der Laan. Getuigen zijn Jacob Wintsant uit Utrecht en Herman Schyf, 'bode 's hoofs van Utrecht'.


Hendrik in 1700 voor de schepenenbank
Bij een vergadering van het gerecht, een z.g. 'ordinaris regtdag', op 20 februari 1700, waarbij naast de maarschalk Pooll ook de burgemeester Speijert aanwezig is, treedt Hendrik Hulte op als 'eijser'. Twee ‘oud borgermeesters’ (Both en Cortenes) en vijf schepenen (Pol, Ouwerogge, Boij, de Gruijter en Crollius) zijn eveneens aanwezig. Om uitspraak te doen over ‘een zaak’. Hendrik had namelijk Gerbrand Smallenburgh gedaagd en gesommeerd 'tot resitutie van de geleende schrobbel banck en twee roeden'. Een schrobbelbank is een bank waarop de wol grof wordt gekaard. Dit kaarden gebeurde met een blok met ijzeren punten om de vezels van de te spinnen stof te ontwarren en evenwijdig te leggen. De roeden waren waarschijnlijk gewone metalen staven of stangen. Een instrument dat in de textielnijverheid werd gebruikt. 
Hendrik vroeg om een vonnis 'bij provisie', hetgeen betekent dat het vonnis bij voorbaat kan worden ten uitvoer gelegd zonder de termijn voor de tegen het vonnis openstaande rechtsmiddelen af te wachten. Hoe de uitspraak luidde is niet duidelijk. De aantekening eindigt met ‘cft’.148

Opnieuw een dochter,‘Genaamt Aletta’, zorgt, met een doop op 18 augustus 1700, voor uitbreiding van het gezin van Hendrik en Trijntje.


Drie notariële zaken uit 1700 (betreffende Montfoort):
15 maart Schuldbekentenis
Jacob Reyersen Kemp uit Montfoort bekent 1.400 gulden te hebben geleend voor de koop van landeryen. Borg staat Pieter Gerritsz Ruwen uit Williscop. Geleend wordt van Jan Cornelisz van Nes, wonend op 'hoffstede het Hof ter Wey'.

17 mei Huur en verhuur
Dirck Claessen Sluys uit 'Williscop, buyten Montfoort', huurt van Maria van der Steen uit Utrecht, een 'huysinge c.a. met elf t halff mergen lants'. Met als belendingen: voor: 'de gronsweert van de Ysselle' en achter:'de Blocklandtseweeteringe'.

19 november Goedkeuring
Jan van Stevensloot, uit Montfoort, keurt het testament van zijn zoon Willem van Stevensloot goed. Deze laatste is 'ordinaris schipper op 't trekschuytenveer van Utregt op Amsterdam' en heeft als woonplaats De Weerdt.

Vuil in Montfoort en poortiers (1701-1704)
Dat het in Montfoort nog steeds niet koek en ei is, blijkt uit de notulen van het stadsbestuur.149 Zij moet blijven dreigen en zich verscheidene keren met ‘mest’ bezighouden. Vooral omdat een boerderij in een dicht bewoonde wijk nu eenmaal minder prettige zaken met zich meebrengt. Zo trekken een mestvaalt, een gierput en niet in de laatste plaats het vee, toch op zijn minst een hoeveelheid vliegen aan.

Het stadsbestuur geeft op 12 september 1701 Jacob Bijlevelt en de zoon van Dirck Stevensz., poortier en hen die het verder mocht aangaan de opdracht 'omme hare vaalte messie, leggende tegens de stadsmuere ontrent de Heeswijcker poort binnen den tijd van veertien dagen te amoveren' op straffe dat de magistraat de mestvaalt in bezit zal nemen tot haar eigen voordeel. De mestvaalt zal dan vervoerd worden naar de plaats welke de heren daarvoor geschikt achten. Gebeurde dit aan de rand van de stad, ook in het centrum kwamen zulke situaties voor. Op 1 mei 1702 krijgt Steven van Stekelenburgh te horen dat hij een 'seeckere mestvaalt op het kerckhoff deser stede van daar te amoveren, binnen den tijt van tweemaal 24 uijren'. Bovendien wordt hem verboden in de toekomst daar nog eens een mestvaalt te maken, waarbij hem een straf in het vooruitzicht wordt gesteld.


Twee notariële zaken uit 1701 (betreffende Montfoort):
11 juni Huwelijkse voorwaarden
Jurriaen Emous, schipper van Montfoort op Ter Gouw, laat huwelijkse voorwaarden optekenen. Hij wordt geassisteerd door Judith Schael, zijn moeder en weduwe van Pieter Jacobz Emous, uit Montfoort. Zij doet afstand van de 'legitieme portie'. De bruid is Maria Modee uit Utrecht. Zij wordt geassisteerd door Cornelis Dus, zwager, winkelier 'buyten de Weertpoort'.

4 september Procuratie
Maria van der Myl, weduwe van Henrik Goldewyk, te Montfoort, geeft volmacht aan Jacob Woerdman, procureur voor den hove van Utrecht, om een proces te gaan voeren.

Op 11 november 1702 neemt de raad opnieuw maatregelen. Dan ontbiedt men de poortiers op het stadhuis en gelast hen om 'om den anderen dag in sijn wijck met een kruywagen om te rijden om den asch ende dreck van d’inwoonders af te halen'. Voor elke poortier zal een ratel gekocht worden. Zo kunnen zij alle inwoners van hun komst verwittigen. Tevens wordt de route van de heren bepaald.

De poortier van de Willeskopperpoort komt tot aan het Wed, de Lange Kerkstraat tot aan het kerkhof en door de Oude Boomgaard. De poortier van de IJsselpoort van het Wed af tot aan de Havebrug, de Keizer- en Peperstraat tot aan de Kerkstraat. De poortier van de Heeswijkerpoort gaat van de poort af, het Hof om tot aan de Peperstraat en aan de andere zijde tot aan de Havebrug. Waarschijnlijk hebben de heren poortiers met deze opdracht de hand gelicht want op 3 november 1704 worden ze opnieuw geordonneert om 'alle twee dagen yder door sijn quartier met een ratel om te gaan om de vuilnis van de borgers op te halen'.


Twee notariële zaken uit 1702 (betreffende Montfoort):
27 januari Attestatie
Arie Kassenaar, hospes in 't Hommeltje, dient een vordering in, in verband met het gedrag van de pachter van de gebrande wynen en een bode van het hof. Getuigen zijn Gerrit Jansz Geeresteyn, 30 jaar, mr. schoenmaker te Montfoort en Jan Cornelisz, 28 jaar, wonend buiten Utrecht.

6 maart Borgtocht
Een borgtocht waarbij de belanghebbenden de erven van Evert van de Poll zijn. Borg staan Dirck Claessen Sluys uit Williscop en Jacob Reyersen Kemp uit Montfoort. De borgtocht is voor de kinderen van Tonis Reyersen Kemp, zwager en broer, vanwege achterstallige pacht van de hofstede in Blokland.

Op 14 november 1703 wordt opnieuw een dochter van Hendrik Hulte en Trijntje Jans gedoopt. De naam van dit meisje: Martha. Later zal blijken dat dit negende kind tevens het laatste kind zal zijn. Een toevallige bijkomstigheid is dat dit derde in Montfoort gedoopte kind voorafgegaan wordt door drie dopen in Amsterdam en drie dopen in Abcoude !


Begin 1703 (11 januari) worden door de maarschalk van de stad en landen van Montfoort (Claudius de Pooll), de kapiteins, luitenants, vaandrigs en sergeanten van de Montfoortse schutters ontboden om te vergaderen. Hij stelt dat sinds 1699 geen verkiezing van de schutterij was gehouden en dat het tijd wordt om de 'schutteren krijgsraad' weer op sterkte te brengen. Eén van de genomineerde als sergeant is Hendrik Hulte. Echter zoals later blijkt zonder gekozen te worden. Wel maakt hij in 1703 deel uit van een groep van 40 schutters in het 'witte vaandel'.


Drie notariële zaken uit 1703 (betreffende Montfoort):
30 juli Afstand
Mattheus Bom, 'impostmeester van de zeep over Utregt en Montfoort', is cedent. Cessionaris Claudius de Pool 'maarschalck ende schout van Montfoort' verklaart af te zien van appel tegen het vonnis van het gerecht van Montfoort.

17 september Procuratie
Justus van Cuylenburgh, 'vicaris capittel St Marie t' Utrecht', geeft volmacht aan Aelbartus Foreest, wijnkoper en Herman van Loenen, gerechtsbode, beiden te Montfoort, om Leendert Roos, wonende te Cattenbroek, te laten gijzelen vanwege een pachtschuld.

30 december Schuldbekentenis
Geertruyd Blankebyl, weduwe van Andries Stekelenburg, is 'lakenkoperse' te Montfoort. Zij is 700 gulden schuldig 'na voorafgaande verrekeningen van geleverde koopmanswaren'. Schuldig aan de erven van Henrik Suik en aan Henrik Suik den jongen c.s.


Montfoortse vrouwen in 1704
Hoe moeilijk het is om als vrouw ook dame te zijn, is ook in de geschiedenis van Montfoort meermalen gebleken. Een paar voorbeelden uit het jaar 1704:150

Op 7 juli wordt aan Dirkje, dochter van Geertruijd Nannes de Heer en aan Annigje, dochter van Gerrit Elberden de inwoning van de stad ontzegd. Zij moeten met hun kinderen binnen 48 uur de stad verlaten omdat zij voortgaan 'in haar gansch goddeloss en schandeleus leven'. Op 3 november lezen we over de problemen welke een vrouw kan veroorzaken binnen het huwelijk. Jan Reaal komt zich dan bij de vroedschap beklagen over het 'quaad gedragh' van zijn vrouw Jannigje. Jan trad op 21 april 1700 voor het gerecht van Montfoort met deze Jannigje Boogers, geboren te Heteren en wonende in Montfoort, in het huwelijk. Het 'quaad gedragh' bestaat uit 'van sigh selven in stercken dranck te vergeten'. Op verzoek van Jan krijgt zij dan bevel het kind (waarschijnlijk Cornelia, op 8 februari 1701 gedoopt) dat hij bij haar verwekt heeft, aan hem over te dragen.

We keren terug naar Hendrik Hulte.



146 Ultee, ‘De geschiedenis van de familie Ultee, deel 1’, pag. 122-127.
147 Heemtijdinghen, 17e jaargang no.2, 1981.
148 RAU Rechterlijk Archief Montfoort, 14 (oud 604-12), Civiele rol.
149 Heemtijdinghen, 17e jaargang no.2, 1981.
150 GAM 36: pag. 166+175.