dinsdag 10 december 2013

2. Plaatsbeschrijving Montfoort 1


In het boek “Montfoort, geschiedenis van een kleine Utrechtse stad, 1670-1750” wordt op een originele manier kennisgemaakt met Montfoort. Door de auteurs wordt een ‘reiziger’ gebruikt die wordt gevolgd op zijn ontdekkingstocht in Montfoort. Men laat hem kennismaken met Willem Noteboom en een wandeling maken door Montfoort. Een fictieve wandeling maar de inhoud van de toelichting die Noteboom aan zijn bezoeker geeft, berust op historisch feitenmateriaal.

Willem Noteboom is een kennis van Aarnout Ultee. Beiden worden op 25 november 1749 door de Gedeputeerden van de Staten van Utrecht aangesteld ‘tot commissarissen op het biercomptoir’. Beiden worden ook burgemeester, schepen en raad te Montfoort. Willem zal in 1781, twee jaar na het overlijden van Aarnout, eveneens overlijden. Willem echter al op 67-jarige leeftijd. Dertig jaar jonger dan Aarnout zal worden. Ik heb de reiziger plaats laten maken voor Johannes Ultee, een broer van Aarnout. Johannes wordt in 1750 schepen in het naburige Woerden en wij laten hem een bezoek brengen aan Montfoort.

De reiziger kon Montfoort in de achttiende eeuw vanuit Utrecht bereiken met de trekschuit en de wekelijkse bolderwagen. De trekschuit vertrok in Utrecht en pauzeerde alleen in IJsselstein. Daarna voer de schuit verder over de Hollandse IJssel naar de volgende stad die tevens haar eindpunt was, Montfoort. Wie vanaf Utrecht over land reisde, bereikte de IJsselstad binnen drie uur. De tocht ging over het zandpad dat via De Meern over de Meerndijk naar Montfoort leidde. De landreis werd in de winter en in de lente dikwijls bemoeilijkt door koude en neerslag. In het geval van een overstroming, wat regelmatig voorkwam, was het zandpad beslist onbegaanbaar. De reiziger deed er dan beter aan de trekschuit te nemen.(1)

Johannes Ultee, die tijdens zijn bezoek aan Montfoort in het midden van de achttiende eeuw zal worden gevolgd, kon gebruik maken van de bolderwagen en maakte de tocht naar de stad aan de Hollandse IJssel over land. De reis voerde vanaf De Meern langs uitgestrekte weilanden, die afgewisseld werden door sloten en fraaie bomenlanen. Uiteindelijk bereikte de wagen dan de Hollandse IJssel. Inmiddels was het Johannes opgevallen dat de stroken weiland in de nabije omgeving van de IJssel steeds meer afwisselden met groepjes fruitbomen. De kleigrond aan weerszijden van de rivier was vanouds geschikt voor fruitteelt. De fruitbomen, die schilderachtig waren in de lente, leverden in de oogsttijd een rijke hoeveelheid appelen, kersen, pruimen en peren op. Ze vormden niet alleen voor eksters en kraaien een lekkere verboden vrucht. Ook de inwoners van Montfoort pikten wel eens een appeltje mee.(2)

De voerman reed het laatste stuk tot Montfoort langs de IJssel. Het decor werd op de rivieroevers gevormd door boomgaarden en aan de landzijde door de onafzienbare weilanden. Na enige tijd reed de wagen met Johannes de zogenaamde Vrijheid van Montfoort binnen. Dat gebied buiten de stadspoorten hoorde vanouds bij de stad. Hier lag, op de weg naar Linschoten en Holland, de herberg “De Lindeboom”. Als men op doorreis was, kon hier een tijdje op adem worden gekomen.


Wij waren echter op weg naar de IJsselstad waarvan af en toe door de bomen een glimp te zien was. De voerman maakte met zijn wagen een bocht naar links. Nu lag aan de rechterhand een kanaaltje. Dit water heette de Nieuwe of Montfoortse Vaart en werd in 1617 gegraven. Het bracht een bescheiden scheepvaartverbinding met Linschoten, Woerden en Amsterdam tot stand. De voorouders van de makers van de smalle vaart hadden een veel ambitieuzer plan opgesteld. In 1554 streefde Amsterdam naar een korte, direkte verbinding met de Rijn. Montfoort zou als het plan uitgevoerd was gunstig zijn komen te liggen voor doorgaand scheepvaartverkeer. Het plan bleek evenwel niet uitvoerbaar. Pas aan het einde van de negentiende eeuw kreeg Amsterdam haar verbinding met de Rijn, bekend als het Amsterdam-Rijnkanaal. Voor Montfoort was de realiteit van de achttiende eeuw een andere. De vaart op Linschoten was smal en ondiep en kon zelfs voor kleine schepen met moeite bevaarbaar worden gehouden. De Hollandse IJssel zelf was hier en daar slechts twee meter diep. Van druk handelsverkeer kon in deze situatie dan ook helemaal geen sprake zijn. Slechts nu en dan legden er veerschuiten en vrachtscheepjes in Montfoort aan.(3)

De wagen had inmiddels Montfoort bereikt. Het silhouet van de stad werd gevormd door de kerk, de stadspoort, de stadsmuur en de daken van de huizen. De fraaie toren van de St. Janskerk stak boven alles uit. Alvorens de IJsselbrug over te rijden, werden de sluis en de sluiswachterswoning gepasseerd. Daarna ging het stapvoets de brug over, naar de IJsselpoort, de belangrijkste toegangspoort tot de stad. De wachter van de poort, de ‘poortier’, groette en vroeg de voorman welk ‘vremd volk’ hij meegebracht had.


1 GAM 336 + GAM 337.
2 “Geheym-Schrijver”,103. Noemt het fruit dat in Montfoort geteeld wordt;
GAM 33-39: Deze notulen maken melding van vele bepalingen inzake de diefstal van fruit en ‘veldvrugten’. Onder meer in de notulen van 05-08-1700, 16-02-1721, 09-09-1737, 05-12-1740 en 12-09-1746.
3 GAM 402: Voor het plan van de aanleg van het kanaal in 1554 + Dekker, 23.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten