dinsdag 10 december 2013

II. BEVOLKING


Als de Franse soldaten in 1673 uit Montfoort zijn weggetrokken, tellen de stad en haar omliggende vrijheid 864 inwoners. In 1749, driekwart eeuw later, was de bevolking van de IJsselstad met ruim driehonderd personen toegenomen. Het aantal van 1749 was wellicht nog aan de lage kant, getuige de kanttekening die de schrijvers van de ‘Tegenwoordige Staat’ maakten. Zij merkten op dat ‘Sommigen meenen egter, dat het getal der ingezetenen, naauwkeuriglyk opgenomen zijnde, eenige honderden meer beloopen zou’.(32) 

Of zij gelijk hadden is niet te achterhalen. Montfoort was, na 1750 in ieder geval nog steeds groeiende. Aan het einde van de achttiende eeuw, in 1795, woonden 1.316 mensen in de stad.

Deze inwonertallen waren voor een stad beslist laag. Montfoort kon zich niet meten met de meeste steden in de nabije omgeving. Dicht in de buurt lagen Woerden, IJsselstein, Schoonhoven en Oudewater met tweeduizend of meer inwoners. Utrecht en Gouda waren duidelijk met hun inwonertal van een hogere orde. Alleen Wijk bij Duurstede en Rhenen, net als Montfoort stemhebbende steden, waren bijna even klein als Montfoort.(33)

De bevolkingsgroei van Montfoort tussen 1675 en 1750 was wel opvallend, omdat vele steden in het westelijk deel van de Republiek stagneerden of zelfs terugliepen in hun inwonertal. De bevolkings-aantallen van Montfoort in de drie peiljaren duiden op een regelmatige groei. Wel zullen er in dit groeiproces enige schommelingen zijn opgetreden. Het groeibeeld wordt genuanceerder als geboorte, sterfte en migratie bezien worden. De vraag kan gesteld worden: ‘Welke van deze demografische variabelen zorgden voor de toename van de bevolking ?’ 

1. Demografie

De demografische structuur van de samenleving voor 1800 werd gekenmerkt door hoge geboorte- en sterftecijfers.(34) Tussen deze cijfers zat een klein verschil welk het natuurlijk groeiproces aangaf. Het is vanzelfsprekend dat er langere periodes met een geboorteoverschot geweest moeten zijn die de Nederlandse bevolkingstoename moeten verklaren. Nam de bevolking van Montfoort ook toe omdat de geboorte de jaarlijkse sterfte overtrof ? Door het ontbreken van gegevens van voor 1724 over de sterfte in de stad is het slechts mogelijk dit voor een korte periode aan te geven.

De doopboeken van de katholieke en protestantse kerk tonen aan dat het aantal gedoopte kinderen, dus niet het aantal geboren kinderen, jaarlijks rond de veertig schommelde. Dat aantal lag iets hoger dan het gemiddelde van 30 à 35 per duizend inwoners per jaar voor de gehele Republiek.(35) De sterfte in Montfoort had een onevenwichtiger verloop. Dat werd vooral veroorzaakt door de jaren 1730, 1734 en 1741, waarin de sterfte ver boven het aantal van 65 overledenen per jaar uitkwam. Tussen 1725 en 1750 lag het gemiddelde sterftecijfer veel lager met 40 à 45 overledenen per jaar.(36)

Dergelijke sterftepieken kunnen veroorzaakt zijn door een epidemie of door een voedseltekort. Het stadsbestuur maakte zelf geen melding van een ernstige situatie in de genoemde drie jaren. En in de begraafboeken werden doodsoorzaken niet vermeld. Toch kan tenminste van de hoge sterfte in 1741 de oorzaak worden aangegeven. Deze hoge sterfte past in het beeld van de algemene mortiliteitscrisis in het westen die veroorzaakt werd door ernstige voedseltekorten.(37)

Dat er in Montfoort daadwerkelijk sprake is geweest van voedseltekort kan aan de broodprijzen worden afgelezen. In de periode november 1739 tot februari 1742 werden deze prijzen maandelijks aangepast. De hoogste prijs, in maart 1741, betekende een verdubbeling van de prijs die in 1739 betaald moest worden. Dit geeft dus een indicatie voor de schaarsheid van granen aan. De massale voedseltekorten waren het gevolg van een reeks misoogsten.


De Montfoortse pastoor Ram van Schalkwijk tekende in 1740 in het doopboek aan dat de winter van dat jaar ongemeen koud was geweest. Bovendien hadden overstromingen de akkerlanden onder water gezet. In bovengenoemde winter ging het ‘... harderd vriesen als in 1668 en 1709 ... 26 maart heeft schuyt op Amsterdam eerst gevaeren ... al het winterkoren bevroren ... in ‘t eerst van juni nog geen gras voor de beesten ...’.(38) Het is niet uitgesloten dat de eerdere piekjaren eveneens het gevolg zijn geweest van een hongercrisis of een epidemische ziekte.


32 “Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden”, XII, 108.
33 Ibidem.
34 Woude, ‘Demografische ontwikkeling in de Noordelijke Nederlanden 1500-1800’, 143-155.
35 Ibidem.
36 Ibidem.
37 Noordam, 176-178.
38 RAU Collectie DTB-boeken, Katholiek doopboek 42.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten