dinsdag 10 december 2013

Beroepenstructuur in 1674

De herbergiers, tappers en slijters vervulden eveneens een essentiële functie, doordat zij de drankvoorziening in handen hadden. Hun belangrijkste produkt was bier. Deze drank werd in de zeventiende en achttiende eeuw dagelijks gedronken en was evenals brood een eerste levensbehoefte. Omdat het water door vervuiling ondrinkbaar was. Koffie en thee waren pas na 1750 de meest gangbare dranken. Het was al eerder mogelijk om in Montfoort koffie te krijgen. In 1701 waren er althans drie personen die koffie in hun winkelvoorraad hadden.(58)


De daggelders of daghuurders verleenden hun diensten aan een ieder die daar maar gebruik van wilde maken. De werkgelegenheid in 1674 was echter niet van dien aard dat daggelders gemakkelijk aan de slag konden komen.

Uit het voorgaande blijkt welke gevolgen de Franse bezetting in 1674 had voor het economisch bedrijf. De malaise kwam tot uitdrukking in het aantal personen dat geen beroep kon opgeven en de moeilijke positie waarin handel en scheepvaart verkeerden. De Montfoortse bestaansmiddelen lagen in het bewerken van de grond en in de nijverheid. Beide waren gericht op de lokale afzet. Al met al zat de stad economisch gezien diep in de put.




Beroepenstructuur in 1749
Het jaar 1749 staat in de vaderlandse geschiedenis bekend als een roerig jaar. In verschillende steden van de Republiek brak sociale onrust uit. De belangrijkste oorzaak waren de hoge belastingen die nodig waren om de kosten van het leger te kunnen dekken, omdat de Republiek betrokken was in de Oostenrijkse Successie-oorlog. Een gevolg van de onlusten was de belastinghervorming uit 1748. 

Voor de nieuwe heffing waren gedetailleerde gegevens omtrent de familieomstandigheden en de financiële situatie van de inwoners van de stad nodig. Met deze gegevens wordt een beeld geschetst van de economische situatie van Montfoort in 1749.(59)


In de zeventiende eeuw hielden de Montfoorters zich voornamelijk bezig met de landbouw en lokaal gerichte ambachten. Was daar in een periode van driekwart eeuw veel verandering in gekomen ? Voor de agrarische sector is een relatieve achteruitgang te constateren. Getalsmatig was het aantal boeren nauwelijks veranderd maar gezien de aanzienlijke groei binnen de andere sectoren was het belang van het boerenbedrijf verminderd. De nijverheidssector had een spectaculaire verandering doorgemaakt.

De schoenmakers, kleermakers en timmerlieden waren nog altijd werkzaam in de stad, maar naast deze waren enkele andere ambachten tot ontwikkeling gekomen, die boven het lokale niveau waren uitgegroeid. Het meest voorkomende beroep in dit jaar was dat van knopendraaier.
Vijf knopendraaiers, drie knopendraaiersbazen en 34 knopendraaiersknechten verdienden hun geld met dit ambacht. Dit kwam overeen met bijna 16 procent van de beroepsbevolking. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Montfoorters de bijnaam 'knopendraaiers' hebben gekregen. Ook de lijndraaierij was met drie touwslagers, vijf bazen en acht knechten nadrukkelijk aanwezig. Deze twee ambachten kunnen met recht nijverheid met een industrieel karakter genoemd worden.(60) De textielnijverheid sloot getalsmatig bij deze twee ambachten aan. Het aantal werklieden in deze groep bedroeg negentien: vier wevers, twee weversknechten en dertien spinners en deed dus niet onder voor het aantal lijndraaiers.

Het produktieproces van textiel kan in drie fases worden ingedeeld; de voorbereiding, waarbij de spinners het belangrijkst waren, het weven en de handel. Het aantal spinners dat in Montfoort werkzaam was produceerde voldoende garen om de wevers aan het werk te houden.(61) Dit suggereert dat deze nijverheidstak een lokaal gebeuren was. Deze veronderstelling wordt ondersteund door het feit dat er in de stad geen handelaren in geweven stoffen, in die tijd ‘drappiers’ genoemd, woonachtig waren.

Toch zijn er in Montfoort wel textielondernemers geweest. Rond 1700 kreeg de vroedschap regelmatig verzoeken van ondernemers om zich in Montfoort te vestigen. Zo mocht Estienne Palli in januari 1695, als manufacturier in geweven stoffen, zich in de stad vestigen. We lezen in de vroedschapsnotulen: 'maarschalk willigd verzoek van Estienne Palli, manufacturier in stoffen, in om 3 à 4 touwen te mogen stellen. Hij mag zich metterwoon in Montfoort vestigen en verkrijgt voor 2 jaren exemptie van familiegeld.'(62)


58 GAM 721.
59 RAU Archief Staten van Utrecht 545, 1749 Manuaal personele quotisatie.
60 Diederiks, 46-53.
61 Ibidem. 
62 GAM 35: O.a. 07-01-1695, 01-03-1697, 18-01-1698 en 01-08-1698.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten