vrijdag 3 januari 2014

1. Henric Ulte in Montfoort (1697-1719) (2)

Hendrik is in 1704 getuige bij de notaris
In het gewest Utrecht wordt bij plakkaat van 22 januari 1606 het notariaat nader geregeld.151 Deze ordonnantie is in de loop der jaren verder uitgebreid door resoluties van de Staten en het Hof van Utrecht. Tijdens de Republiek is er geen sprake van een benoeming tot notaris, maar van een vergunning om het notariaat uit te oefenen. Voor de uitoefening van het notarisambt waren nodig een akte van kreatie en een akte van admissie. Later kwam daar nog een akte van konsent van de plaatselijke overheid bij.
De Staten besloten op 20 februari 1685 om het aantal notarissen, op dat moment te Utrecht bestaande uit 64 personen, door uitsterven terug te brengen tot 30. In Montfoort bleef het aantal gehandhaafd op drie.

Sedert 1606 maakt de notaris de 'concepten ofte minuten', die de partijen ondertekenen. Hij houdt een protocol bij, waarin de voor hem gepasseerde akten worden opgenomen, ondertekend door hemzelf en de partijen. Eén van de notarissen in het begin van de 18e eeuw is te Montfoort Abraham van Zoelen. Van zijn hand is het volgende dokument:152
Bij ‘HA’ wordt vermeld ‘dit is het merk van Hendrik Hulte voort.’. Hendrik kreeg de eer dit gewichtige dokument te mogen mee ondertekenen. In goed gezelschap van Leendert Sonnenberg die in de jaren 1713 tot 1717 schepen in Montfoort is. En natuurlijk van Claudius de Pooll, de maarschalk van Montfoort, die we later nog veelvuldig zullen tegenkomen. 

* Een eenheid die af en toe nog in de Nederlanden werd gebruikt was het pond Vlaams, ook wel pond groten geheten. Een pond Vlaams bevatte 120 stuivers en kwam dus overeen met zes ponden Hollands, oftewel zes gulden.


Twee notariële zaken uit 1704 en 1705 (betreffende Montfoort):
19 januari 1704 Huwelijkse voorwaarden
Jacob Gerrits Hollaer, woonachtig te Achthoven, wordt geassisteerd door zijn vader Gerrit Janss Hollaer. Als gemachtigde treedt op Gerrit Jacobs Hollaer, zijn neef. Bruid is Willemyntie Lamberts van den Bergh, geassisteerd door haar vader Lambert Janss van den Bergh. De bruidegom brengt een 'huysinge, erve gront' aan in de 'Hoochstraat, hoek Havestraat' te Montfoort.

25 september 1705 Procuratie
Antonina Parmentier, weduwe van Reynier Foeyt in leven burgemeester van Utrecht, verkoopt de helft van de wind- en rosmolen 'De Dwangmolen' en huis te Montfoort. Aan Charles Parmentier, 'raad ordinaris van het hof van Utrecht', die de andere helft al bezit. Geconstitueerde is Dirck Both, 'out borgemeester van Montfoort en schout van Heeswyck'.

Waar woont Hendrik in Montfoort?
Op 22 november 1706 wordt beschreven wáár Hendrik te Montfoort woont of zijn beroep uitoefent.153 Voor maarschalk Claudius de Pooll en de schepenen Gijsbert de Gruyter en Albertus Foreest verschijnt Anthonetta Duk 'bejaarde dogter' en erfgenaam 'voor een derde part van de Heer Johan Duk in zijn leven Roomspriester alhier'. 'Seekere huyzingen ende erven' worden getransporteerd aan Jan Claasz van Snelderweerd en Thomas Ouwenrogge. En wel:


Nog steeds ‘vervuiling’ in Montfoort (1706-1707)
Laten we eens even kijken of in Montfoort de situatie voor wat betreft de vervuiling al verbeterd is. Neen ! Want op 13 december 1706 zijn er, ondanks de maatregelen van het stadsbestuur, weer klachten binnengekomen. Men publiceert dan het volgende:154 ‘dat soo wanneer binnen dese stede secreeten of privaten geruymt of geleegt moeten worden de vuyligheit van dien niet in ‘t water geworpen, maar in diepe kuylen, daar toe expres te graven, sal gesmeeten, en die als dan weder toegedemt moeten worden, dat die geene die geene erven agter haare huysinge zijn hebbende, de vuylnis in een schouwe of praam zullen moeten brengen en vervoeren buyten dese stede ende vrijheid van dien’.

Tevens vaardigen ze het bevel uit dat niemand ’omtrent de kerk, op ‘t kerkhof, ende op de straaten of steegen deser stede zijn gevoeg (=behoefte) sal mogen doen’. De boete die in het vooruitzicht wordt gesteld op het ledigen van de sekreten is zes gulden en voor het plassen langs de openbare weg drie gulden. Of hieruit geconcludeerd mag worden dat de poortiers van hun taak zijn ontheven is niet zeker. De ordonnantie ondersteunt die veronderstelling wel.

Vanaf 12 september 1707 zullen de inwoners geen ‘assche mogen gieten off storten op deser steede straten en steegen, ofte op de wallen en cingels’. Zij zullen dit moeten brengen of laten brengen ‘in de asch-bakken buyten iedere poort expresselijk daer toe gemaakt’.

Daarvoor, op 6 juni, had men ook al gewaarschuwd tegen het vervuilen van de stad. Het stadsbestuur laat ter voorkoming van alle onordentelijkheden welke door verscheidene burgers en inwoners en in het bijzonder door de ‘beendraayers’ worden geleegd, door het gooien van ‘beenpuyn’ of steen op de straten, ‘in de nieuwe plantage’ een speciale kuil graven.

Iedereen, wie het ook is, is het nu verboden zijn afval van het knopendraaien op de straten te gooien. Men moet dit nu brengen in de kuil. Doet men dit niet, dan riskeert men een boete van drie gulden.

Twee notariële zaken uit 1706 en 1707 (betreffende Montfoort):
16 augustus 1706 Procuratie
Rudolph en Justus van Cuylenborch, respectievelijk oud burgemeester van Montfoort en rentmeester van de ridderschappen van Utrecht, constitueren Paulus Schoonhoven, schout van Oostveen. Zij vragen om met medewerking van het gerecht van Amsterdam Jan Claesz van Garderen te arresteren. Deze was met wagens, paarden en koebeesten gevlucht.

2 februari 1707 Huur en verhuur
Verhuurder Frederick Hamel, raad in de vroedschap en oud schepen van Utrecht, verhuurt aan Jacob Gerritsen Hollaar te Montfoort, een 'hoffstede met huysinge c.a. met 42 1/2 mergen lants te Abstede (Minsweert) in het gerecht De Bilt'.


Trijntje heeft ruzie, maar ... andere Montfoortse vrouwen ook !
De echtgenote van Hendrik Ulte, Trijntje Meertens (of Martens), moet op 3 april 1708 voor de Kerkeraad te Montfoort verschijnen. Het verslag van deze raad vermeldt:155


Waarover de vrouwen woorden hadden en of de ruzie tussen Trijntje en Ariaentje, de vrouw van de metselaar Cornelis, ooit bijgelegd wordt, weten we helaas niet. Misschien had het wat te maken met het gedrag van Cornelis ? In dat jaar had hij namelijk zijn gezicht verloren omdat hij een vrouw had onteerd in zijn kalkhok. Hij tracteerde zichzelf op een hoeveelheid wijn en brak een wijnglas. Deze scherven brachten hem geen geluk, want schandaal en afgang achtervolgden hem.156

Ook andere Montfoortse vrouwen scholden elkaar uit.157 Op 3 juli 1708 daagt Elisabeth Jans van Wout, weduwe van Pieter Vosmeer, Jan Jans als man en voogd van Aaltje Jacobus voor de rechtdag. Op 17 juli ordonneert het gerecht de gedaagde een antwoord op de aanklacht te geven. Op 7 augustus komen ze nogmaals over deze zaak bijeen en op 18 september volgt dan eindelijk de uitspraak. Elisabeth en Aaltje Maasland mogen elkaar niet 'inurieren' (=uitschelden) of molesteren. Degene die het toch doet zal ten behoeve van het weeshuis van Montfoort twee ‘silveren ducatons verbeuren’. Het lijkt hier om een burenruzie te gaan. In 1709 (1 juli) krijgt Aaltje Jacobs Maasland op verzoek van haar ouders en man een blok aan het been gehangen. In de hoop dat men verbetering in haar gedrag en leven komt te bespeuren.


Drie notariële zaken uit 1708 en 1709 (betreffende Montfoort):
21 juli 1708 Huur en verhuur
Nicolaes Schade, 'advocaet hove van Holland', wonend te Montfoort, verhuurt aan Gerrichien Gerrits Dyckmeester en Jan Tonissen, beiden uit 'Schonauwen', zeven morgen weiland in 'Schoonauwen, Groot Vuylcoop'. In de akte wordt opgenomen dat er 100 gulden achterstallige pacht is.

23 november 1708 Huwelijkse voorwaarden
Bruidegom is Steven van Nellesteyn, 'raed ordinaris hove van Utrecht'. Bruid is Cornelia Johanna van Royen. Beiden worden geassisteerd. Steven door zijn moeder, Agnis van Zyll, weduwe van Gualterus van Nellesteyn 'in leven predicant te Utrecht'. Maar ook door zijn broers Rudolph, predikant te Montfoort, Johan, 'raed in de vroedschappe en oud borgemeester van Utrecht' en Henrick, 'canoninck ten Dom en raed van de staten'. De bruid wordt geassisteerd door haar moeder Johanna de St Gillis, weduwe van Cornelis van Royen 'in leven raed ordinaris hove van Utrecht' en haar broers Johan 'raed in de vroedschap ende oud schepen van Utrecht' en Nicolaes 'canoninck van capittele St Pieter te Utrecht'. Tevens door haar oom Gaspar van Royen, 'raed in de vroedschap en oud borgemeester van Utrecht'.

4 november 1709 Superscriptie
Er wordt een superscriptie gemaakt op het besloten testament van Rudolph van Cuylenborgh, oud burgemeester van Montfoort en 'gecommiteerde ter admiraliteyt in Friesland'. Rudolph is gehuwd met Anna van Ewyk.

In 1710 koopt Hendrik een huisje op ‘t hoekje van de Keijserstraat. Deze koop op een 'publieke verkopinge' beschrijven we in een later hoofdstuk. In hetzelfde jaar worden twee kinderen van Hendrik en Trijntje door de kerk in Montfoort aangenomen. Ook hierover later meer.



Belastingen in de periode 1709-1716 en een lijst van medeburgers 
Volgens de 'Quotisatie ende Ommeslag soo van de Ed. Mo: Heeren Staaten als Stads Middelen Excijns en Impost op de wijnen Bier, Gemaal, en Cleijn Segel op allerleije Specien respectiev. over de stad Montfoort en vrijheijd van dien ...', komt  Hendrik in de jaren 1709 tot en met 1716 voor.158 Telkens voor 10 gulden per jaar. Bij hem wordt helaas niet genoemd welk ambacht hij uitoefent. Wie er nog meer in Montfoort belasting moest betalen en in welke wijk men zijn beroep uitoefende, kunnen we nakijken in onderstaande lijst:

Twee notariële zaken uit 1710 (betreffende Montfoort):
28 januari Openbare verkoping
Jacob van Mansveld, 'maarschalk stad en lande van Montfoort', is verkoper van 'houtgewas op hofstede Splinterenburg'.

8 maart Schuldbekentenis
Schuldeiser is Jan Portier in Montfoort. Voor een bedrag van 272 gulden en 18 stuivers wegens levering van stoffen. Schuldenaar is Adriaen van den Bosch, winkelier te Utrecht.

Veel werk voor de magistraat in 1711
Op 5 januari 1711 besluit de raad, omdat ‘bevonden zijnde dat het schuytenhuysje staande agter de huysinge van Jan Geeresteijn de drift en stroom van ‘t water in de haven incommodeert, en dat de vuylnis daar tegens aandrijvende veeltijds daar voor blijft sitten, ‘t welck niet alleen ondiepte maar ook des somers groote stank komt te veroorsaaken’, Jan opdracht te geven binnen acht dagen dit botenhuis te slopen, waarna het water in de haven weer tot behoorlijke doorstroming kan komen.159


Al deze maatregelen zullen de volksgezondheid ten goede zijn gekomen. Mogelijk is dit de invloed van Carolus de Maats, de eerste stadsdokter van Montfoort, welke op 14 oktober 1700(160) zijn benoeming van het stadsbestuur krijgt. Op 3 juni van dat jaar is men tot de conclusie gekomen dat het gewenst is dat 'dese stad van een goet doctor wierde voorsie'.161

Dat het in deze jaren ook nog eens niet rustig in Montfoort toegaat, blijkt opnieuw uit een schrijven van de magistraat. Op 28 augustus 1711 schrijven de bestuurders van Montfoort aan hun collegae in Wijk bij Duurstede een brief. Daarin staat dat enkele dagen terug tegen de avond drie kinderen in de stad zijn aangetroffen. Daar 'deselve kinderen bij niemant waere bekent ende daaromme ook nergens huysvestinge konde crijgen soo sijn deselve soo lang onder den blooten hemel op de straat blijven sitten'. De kinderen hebben wel verteld dat ze door een hen onbekende vrouw tot aan de stad begeleid zijn. Het stadsbestuur laat onmiddellijk naar de vrouw zoeken, echter zonder succes. Inmiddels is men wel te weten gekomen dat het hier drie kinderen van Evert Jans van der Eegt betreft, welke in Wijk bij Duurstede opgesloten zit.162

Twee van de kinderen zijn in Montfoort geboren. De derde in Wijk bij Duurstede. Montfoort verzoekt het stadsbestuur van Wijk dan ook voor het onderhoud van het derde kind te zorgen. Het betreffende kind hebben zij met de bezorger van de brief meegestuurd. De twee in Montfoort geboren kinderen zal het stadsbestuur van Montfoort in onderhoud nemen. Totdat zij de moeder (volgens berichten moet deze nog leven, maar haar verblijfplaats is onbekend) opgespoord hebben.

Triester kan het haast niet en het loopt ook slecht af. Dat zien we in 1717 als één van de kinderen ‘ontspoort’.


Drie notariële zaken uit 1711 (betreffende Montfoort):
30 maart Attestatie
Requirant is Margrita Fehrsen, baronnesse de Peterssen, en attestanten zijn Jacob Valkenburg, oud burgemeester van Montfoort en Pieter de Wys, advocaat. De attestatie gaat over het 's ochtends nog in leven zijn van Jacob baron de Peterssen.

8 juli Testament
Cornelis Gerritss Schinckel echtgenoot van Elisabeth Jans van Arckemey te Montfoort, laten hun testament opmaken.

9 juli Procuratie
Cornelis Vermeer, 'medicine doctor' en Hillegonda van Zypesteyn, weduwe van Jacob van Mansveld 'in leven domheer ten Dom en maarschalk van Montfoort', geven Johan van Vlooten, schipper van Utrecht op Amsterdam, opdracht om bij de VOC te Amsterdam dividend te gaan ontvangen.

Hoeveel personen houdt Hendrik in 1712 aan het werk ?
In de notulen van de vroedschap wordt tijdens een 'Ordinaris Policiedag', gehouden op 5 december 1712, het volgende vermeld:163


Waarom dit onderzoek ?
We kijken eerst eens naar de ‘raden’ Booij en Van Pol. Dit moeten zijn geweest: Cornelis Dircks Boij (schepen 1676-1715) en Roelof van der Poll (schepen 1690-1715). Het onderzoek heeft waarschijnlijk iets te maken met de ‘heffingen’ van de stad.


Drie notariële zaken uit 1712 (betreffende Montfoort):
3 mei Huwelijkse voorwaarden
Nicolaes van Blocklant, geassisteerd door zijn vader Cornelis van Blocklant, beiden uit Montfoort, laten opnemen dat de aanstaande echtelieden bij de vader van de bruidegom zullen intrekken. De bruid wordt Aletta de Reder, geassisteerd door haar vader Floris.

2 juni Huwelijkse voorwaarden
Benjamin van de Riviere, raad in de vroedschap en oud schepen van Montfoort, gaat trouwen met Anna Speyer. Zij wordt geassisteerd door Johannes Speyer, haar vader, tevens raad in de vroedschap en regeerend schepen van Montfoort. Deze wordt ook als voogd benoemd, naast de langstlevende.

17 december Procuratie
Diderick van Westreenen, 'domheer ten capittule St Piter t' Utrecht', gehuwd met Anna Mechteldt Masuer, geeft volmacht aan Jacob van Rietveldt, brouwer te Montfoort en een onbekende persoon, om in Amsterdam zijn aandeel in huis en pakhuis openbaar te verkopen.


Belastingen in Montfoort (1711-1718) 
We zullen eens ingaan op het ‘familiegeld’ in Montfoort.
Gedeputeerde Staten van Utrecht geven met een missive Montfoort opdracht om het familiegeld te innen. Dit geschiedt door middel van een 'eerste ende tweede settinge' (=vaststelling van het bedrag). Hendrik, die vanaf 1710 huiseigenaar is, wordt voor het eerst aangeslagen op 5 juli 1712 en wel over het jaar 1711. Hij blijkt te wonen in wijk 4 en de secretaris van de stad (D. Swartendijk) vermeldt als eerste en tweede zetting een bedrag van 3 gulden voor hem.164

Gedurende de jaren 1711 tot en met 1718 blijven de bedragen voor het familiegeld voor Hendrik ongewijzigd. Ieder jaar dus twee maal (?) drie gulden.

Dit familiegeld heeft te maken met het feit dat Hendrik huiseigenaar is. Familiegeld in de periode 1700-1709 wordt ook geheven van Willem van der Pol. Zoals we later zullen bespreken, de vorige eigenaar van het huis dat Hendrik in de 'Vrijheijd buijten den IJsselpoort' koopt. Het familiegeld dat Willem ('1e settinge') dient te betalen bedraagt:
periode 17 mei 1700 - 5 april 1701 -   3x    f 3-10-0
periode 28 okt. 1701 - ? - 10x    f 4-  0-0
Een '1e en 2e settinge' betaalde Willem nog in de jaren 1707-1709, in totaal 6x drie gulden.

De rekening waarin Hendrik Ulte voor het eerst in voorkomt, wordt opgemaakt op 5 juli 1712. Het betreft het familiegeld over het jaar 1711 ('over den Jaare ingegaan den 12e Aug 1711 ende te expireeren den 11e Aug 1712'). De eerste en tweede settinge bedragen beide drie gulden (f. 3-0-0). Het register wordt over de jaren 1712 tot en met 1718 opgemaakt op 30 oktober 1713 (voor 1712), 7 december 1716 (1713), 6 december 1717 (1714 en 1715), 23 januari 1720 (1716 en 1717) en op 20 januari 1720 (!) over het jaar (1718). De periode 1719 tot en met 1732 wordt niet meer vermeld.

Een tweede belasting die voor Hendrik geldt, zijn de jaarlijkse bedragen voor de stad. Omschreven wordt deze belasting als 'stadsmiddelen excijns en impost op de wijnen, bier, gemaal en klijnseegel op allerleij specien'. De jaarlijkse lijst, eveneens door de secretaris van de stad opgesteld, begint voor Hendrik Ulten met de datum 12 augustus 1711.165
Hij wordt ook hier genoemd in wijk 4 en wordt voor de periode van een jaar aangeslagen met een bedrag van 10 gulden. Op 4 juli 1712 wordt deze lijst opgesteld. Een dag eerder als de lijst van het familiegeld. Ook hier geldt voor Hendrik dat het bedrag van 10 gulden ongewijzigd blijft. En wel voor een lange periode, namelijk 1711 tot en met 1718.  Dit register wordt over het jaar 1712 opgemaakt op 1 november 1712. Voor 1713 op 1 mei 1714. Vervolgens op 5 maart 1715 (voor 1714), 5 november 1715 (1715), 10 november 1716 (1716) en op 16 december 1718 (tweemaal !) voor de jaren 1717 en 1718.

Ook hier kijken we even terug naar Willem van de Poll, de vorige eigenaar van het huis van Hendrik.
Op 1 augustus 1700 moet Willem van de Pol, wonend in de 'Vrijheijd buijten den IJsselpoort', 14 gulden betalen voor 'eijge consumtie en als asijnvercoper'. De twee volgende jaren (op 12 augustus 1701 en 1702) zelfs 15 gulden. Nog meer wordt het op 12 augustus 1703. Willem moet dan voor 'sijn eijge consumtie, en als asijn en brandewijnverkoper' liefst 23 gulden betalen. Waarschijnlijk is de belasting zo hoog omdat Willem sterke drank verkoopt. In de volgende jaren, op 12 augustus, 1704 tot en met 1709 zakt zijn belasting tot 8 gulden (f 8-0-0-). Willem staat dan ook slechts vermeld als 'asijnverkooper'.

Bij de quotisatie over het jaar 1718 wordt van Hendrik Ulte dus 10 gulden verlangd. Hij woont dan in de 4e wijk in Montfoort. In dat jaar staan direkt onder zijn naam vermeldt: Willem Smallenburg (3 gulden) en Hendrick de Cock (4 gulden). Of deze heren naast elkaar woonden is niet zeker. Wel dat er een familierelatie is. Maar daarover later meer.

Ook bij de quotisatie worden de jaren 1719 tot en met 1732 niet genoemd.

Bij zijn komst in Montfoort (1697), zagen we dat één van de voorwaarden (=gunsten) van de vroedschap was, dat Henric 'vrijheijt van impositie' wordt gegeven. Toch zien we hiervoor dat hij twee soorten belastingen moet betalen. De vroedschap zal dit corrigeren zoals we zien in de besluiten van de raad.

Naar aanleiding van een 'ordinaris policiedag', gehouden op 1 mei 1713, wordt het volgende genotuleerd:166

Het gaat dus over de twee hiervoor beschreven belastingen. De 'quote' (quota= een evenredig aandeel dat ieder heeft bij te dragen in algemene onkosten of lasten) is in dit geval het aandeel dat de ingelanden van een polder of een waterschap hebben bij te dragen voor het onderhoud.

Hendrik koopt in 1713 enige goederen
Op 22 augustus 1713 wordt er een publieke veiling gehouden waarbij de nagelaten goederen van Steven Claasz van Stekelenburg worden verkocht.167 Op de 'erfhuijs-cedulle' (=lijst waarop de inboedel van de overledene ten verzoeke van de erfgenamen staat vermeld), komen vele goederen voor. De totale opbrengst van deze veiling is dan ook het niet onaanzienlijke bedrag van 1.519 gulden en 7 stuivers.

Tijdens deze veiling worden ook een aantal goederen door Henric (vermeldt als H: Ult.) gekocht:

Wat Hendrik met de kruiwagens moet is niet duidelijk. Misschien heeft hij ze nodig voor zijn werk of om vuil te vervoeren.

Twee notariële zaken uit 1713 (betreffende Montfoort):
25 januari Schuldbekentenis
Schuldig, vanwege een lening van 1.000 gulden, is Jan Claesz van Snelderweerd uit Montfoort aan Dirck van der Weyde uit Heeswyck.

4 februari Schuldbekentenis
Jan Claasz van Snelderweert uit Montfoort is nu 3.200 gulden schuldig aan Everard van Noortwyck, 'rentmeester domainen', voor de aankoop van 'landeryen onder Montfoort'. 

Opnieuw de belastingen (1714)
Op 1 mei 1713 hield de vroedschap zich bezig met de te betalen belastingen van Hendrik. Een vervolg zien we op 5 november 1714.168 In de notulen van een 'ordinaris policiedag' wordt vastgesteld dat:

Een vaststelling door de vroedschap van het maximaal door hem bij te dragen bedrag. De genoemde tien gulden wordt inderdaad gehanteerd voor de periode tot en met 11 augustus 1719.

De oudste dochter van Henric en Trijntje, Marietie, treedt op 5 januari 1716 in het huwelijk met Hendrick Kock.

In dat jaar heeft de Montfoortse magistraat grote problemen op te lossen.169


Drie notariële zaken uit 1714 en 1715 (betreffende Montfoort):
25 januari 1714 Huur en verhuur
Cornelis Bastiaansz Oudenrogge, oud burgemeester van Montfoort, huurt '6 mergen soo wey als hoyland op Cort Heeswyck' van Johanna de St Gilles, weduwe van Cornelis van Royen in leven raad in 't hof van Utrecht en Clementia Henrina van Rhemen, weduwe van Bernardo Henrico Staats. Opgenomen wordt het recht van opvolging voor de zoon van Cornelis.

9 juli 1714 Koop en verkoop
Catharina Elisabet de Huybert, weduwe van Claudius de Pool in leven maarschalk van Montfoort, verkoopt aan Frans Helfrigh van Holsten, 'collonel', een huis met 14 morgen, 4 hond land aan de Damwegh in Lopick.

2 november 1715 Huur en verhuur
Jacob Woertman, 'notaris en procureur ' hoofs van Utrecht', verhuurt aan Schrevel Byland te Montfoort 12 morgen bouw-, wei- en hooiland te Willescop.

Nog steeds ‘moeilijke vrouwen’ in Montfoort (1716) 
Op 8 juni schrijven ze aan het Hof van Utrecht dat 'de ongebondentheyd, en Hoererije mitsgaders andere quade practijcque van een deel seer geringe menschen (...) sedert eenige jaaren herwaards in deese stad soo grootelijks is toegenomen dat de sonden desweegen als tot God om wraake roepen, en alle eerlijke inwoonderen haar moeten beklagen dat sij lieden sulks dagelijks op haare straaten moeten sien ende hooren'.

Als voorbeeld geven ze Helena Cornelis van der Coorn, 19 jaar oud, voor wie de regenten van het weeshuis na het overlijden van haar ouders hebben gezorgd dat ze kleding krijgt en verzorging bij eerlijke burgers. Deze Helena acht echter niet het goede haar bewezen. Noch de ernstige vermaningen van de regenten, noch die van de bedienaars van Gods woord. Zij onttrekt zich aan het toezicht van de regenten en heeft zich 'begeeven bij quaad en ligtvaardig geselschap'. Bovendien schamen zij en haar gezelschap zich niet tot anderen tot 'haar vuyle begeerte aan te soeken en door ‘t gebruyken van sterken drank, als anders te verleyden'.

Ook de eigendommen van haar slachtoffers zijn niet veilig voor haar. Zo heeft Helena tesamen met Willem en Aaltje de Heer in huis binnen de stad 'haare vuyle conversatien gepleeft' met een 'vremt man die langs de straeten hairing off bukken te coop veylde'. Intussen hebben ze de man van zijn contante geld, ongeveer acht gulden, beroofd en verdeeld onder hun drieën. Maar ook is er een dienstknecht van een inwoner uit Willeskop het slachtoffer geworden van Aaltje de Heer of Helena van der Coorn.
De man, welke zeer hoog beschonken was, wordt twee gouden knoopjes uit zijn hemd, twee zilveren knopen uit zijn broek en een weinig geld uit zijn zak ontstolen. De gouden en zilveren knopen zijn ’s morgens weer te voorschijn gekomen.

Omdat de 'ontugt of hoererije en andere godloosheeden' zo de overhand in Montfoort nemen, heeft Mr. Hendrik Huijssen als schout op het verzoek van de magistraat Helena in hechtenis genomen en overgegeven aan het Hof van Utrecht. De schrik zat er in bij de achterblijvers, want verscheidene personen verlaten Montfoort. De stadsregering verzoekt het Hof dan dat ze gaarne zouden zien dat Helena 'om haar seer godloos en seer ongelijk leeven al was ‘t maar een jaar twee a drie in ‘t Publycq werkhuys' wordt geplaatst om daar met haar handen de kost te verdienen.


Een notariële zaak uit 1716 (betreffende Montfoort):
20 maart Uitkoop
Gysbert Blokhuys, weduwnaar van Elisabeth Ouderogge, te Montfoort, is uitkoper uit de boedel van zijn vrouw. Een huis in Montfoort gaat naar de onmondige kinderen als erfgenamen. Dat zijn: Sophia, Johanna, Dirkie, Josina, Jenetta, Cornelis, Maria en Justus Blockhuys. Voogd is Cornelis Ouderogge, grootvader en burgemeester van Montfoort.

Bijdrage voor een nieuwe brandspuit (1717) 
Volgens een 'Reekeninge, Bewijs, en Reliqua' van de ontvangsten en uitgaven, door Albertus Foreest opgesteld, wordt er in 1717 in Montfoort overgegaan tot het 'coopen van een nieuwe Slang Brandspuijt'.170
Bij de ontvangsten wordt o.a. genoteerd:

De totale ontvangst bedraagt 373 gulden en 16 stuivers. De uitgave 391 guldens en 14 stuivers. Het tekort wordt door de heer 'Burgemeester Ouwerogge volgens resolutie van de magistraat uijt stadsmiddelen voldaan'.
Dat Hendrik niet de snelste was met het betalen van zijn bijdrage, blijkt uit een 'Lijste van de personen die vrijwillige belooft hebben tot de brandspuijt te sullen contribueren en nogh niet voldaan hebben'.
Op deze ongedateerde lijst komen 11 namen voor, waaronder Ulte voor 3-3-0.171






151 RAU Inleiding klapper ‘Notarieel archief’.
152 RAU Notarieel Archief Montfoort, MT003a002, (nu: Archief Woerden: inv.nr. 1450 aktenr. 86).
153 Archief Katholieke Kerk ? (Aantekening van A. Beerthuizen).
154 GAM 36: pag. 166-175.
155 Archief Katholieke Kerk ? (Aantekening van A. Beerthuizen).
156 RAU Rechterlijk Archief 604, 1708.
157 GAM 36.
158 GAM 730 t/m 732..
159 GAM 36: pag. 373.
160 GAM 80-103. 
161 Hellema.
162 GAM 36: pag. 440.
163 Ibidem, pag. ?
164 GAM 797.
165 GAM 798.
166 GAM 36: pag. 448.
167 RAU Rechterlijk Archief Montfoort, 85 (oud 626-15). Boedel van Steven Claasz van Stekelenburg, 1713.
168 GAM 36: pag. 482.
169 Ibidem, pag 533-537.
170 GAM 251.
171 GAM 250.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten